Altijd anders – columns

Ineke Noordhoff vertelde in 2015 wekelijks in de Oostermoer over de inhoud en tot standkoming van de Landschapsbiografie van de Drentsche Aa. Hieronder de negen columns.

1 Gelukt! Het manuscript ligt op de drukpers

Twee jaar werkte een groot team aan deLandschapsbiografie van de Drentsche Aa. Op 30 april heb ik hun verhaal – compleet met prachtige verbeeldingen van dat landschap in diverse periodes – naar Van Gorcum gebracht. Nu die enorme klus geklaard is, komt er ruimte om met wat meer afstand te kijken naar het eindproduct, een boek van 512 pagina’s over de Drentsche Aa dat op 2 juli verschijnt. Komende weken wil ik met u vast door het Drentsche Aa-gebied zwerven, hier en daar iets vertellen over de vele gedaantes van de Drentsche Aa en misschien al iets laten zien van die prachtige beelden die in het boek komen.

Zal ik u bij deze eerste kennismaking meenemen naar de Tweediepskolk, het punt tussen Gasteren en Oudemolen waar twee beken samenstromen of naar het droogdalletje bij Westlaren, waar in de IJzertijd (rond de 6e eeuw voor Christus) een nederzetting lag? Beginnen we in de Staatsbossen bij Grolloo, die zomaar gepoot zijn op het brongebied van de Drentsche Aa, of bij de nieuwe rotonde ten zuiden van Assen waar het oeroude Anreeperdiepje tussen de auto’s door kabbelt? Er zijn zoveel mooie verhalen te vertellen …

Laat ik eerst mezelf voorstellen: ik ben journalist, werkte als econoom bij de Volkskrant en Trouw en stapte in 1999 over naar de hoofdredactie van het Nieuwsblad van het Noorden. Toen die krant fuseerde tot het Dagblad van het Noorden koos ik mijn eigen pad en dat leidde me via de Wadden het landschap in. Ik schreef boeken over hoe boeren het landschap beheren en hoe we in deze periode met zijn allen nieuwe natuur aanleggen. Toen ik hoogleraar landschapsgeschiedenis Theo Spek tegenkwam, raakten we in gesprek over hoe mensen de natuur om zich heen gebruiken om te (over)leven, en hoe mensen het landschap en de natuur zo mede vorm geven. In het Drentsche Aa-gebied heeft hij met een groep wetenschappers in het kader van een groot onderzoeksprogramma afgelopen decennium ontrafeld wat nou een gevolg is van natuurlijke systemen en waar ingrepen van de mens bepalen hoe het eruit ziet. Buitengewoon boeiend! Die kennis is nu te boek gesteld.

Wat het esdorpenlandschap van de Drentsche Aa-gebied zo uniek maakt, blijkt grotendeels het resultaat van menselijke exploitatie. U denkt misschien: mooi zo’n natuurlijke glooiing, maar essen liggen hoger omdat mensen daar eeuw-in-eeuw-uit mest uit de stal naartoe gebracht hebben zodat er op de schrale grond toch wat graan kon groeien. U meent misschien dat het stuifzandlandschap bij Zeegse een prachtig natuurlijk verschijnsel is, vergeet het maar. Het zand stuift daar omdat het de A28 van de Middeleeuwen was. Er hobbelden dagelijks tientallen karren en ossenwagens overheen die met hun wielen de weg compleet kapot reden. Het los gereden zand werd door de wind opgeblazen en zo zijn de zandduintjes gevormd. De mens heeft dus samen met de natuurlijke processen – bedoeld en onbedoeld – het Drentsche Aa-gebied gemaakt tot het prachtige gebied van nu.

De laatste vijftig jaar is het stroomdallandschap gekoesterd door bestuurders, bewoners, natuur- en landschapsbeheerders. Een divers gezelschap van wetenschappers heeft dat gevolgd en in kaart gebracht. Zij begrijpen nu beter waarom er in het ene beekdalletje wel miljoenen orchideeën gaan bloeien over een paar weken en in het andere beekdal niet. Ook dat vindt u allemaal in dat 512 pagina’s dikke boek. Als mij iets duidelijk is geworden door deLandschapsbiografie van de Drentsche Aa, dan is het de enorme veranderlijkheid van onze omgeving. Na de kale ijstijd groeiden er dichte Atlantische bossen. Die zijn mede verdwenen omdat de mensen er hun vee lieten grazen, ze kapten de bomen om de ovens te stoken waarin ze ijzer smeedden en ze legden akkertjes aan op de zandruggen. Over het natte beekdal groeide een deken van veen – die nu weer inzakt. U ziet: het levensverhaal van het Drentsche Aa-gebied is een verhaal over grote dynamiek die zowel door mensen als door moeder natuur steeds weer een andere kant op wordt geduwd. Kozen de eerste vaste bewoners de hoge ruggen uit om te wonen, tegenwoordig leggen we rustig woonwijken aan in een zompige zone. Elke tijd kent zijn eigen problemen en oplossingen. Daarom heb ik deze rubriek over de Landschapsbiografie van de Drentsche Aa Altijd anders, genoemd.

Volgende week neem ik u mee naar het houtwallenlandschap van het Anlooërdiepje. Daar zal ik u laten zien dat dit prachtige historische Drentsche Aa-gebied in feite een modern ontworpen landschap is. En nog voordat de orchideeën massaal gaan bloeien in het beekdal, zal ik u een inkijkje geven in de resultaten van het natuurbeheer afgelopen vijftig jaar.

Altijd anders 2

In deze tijd van het jaar tuimelt het prille groen de bomen uit. Na de meidoorn en sleedoorn zijn de pruimen en krenten aan de beurt om te bloeien. Vooral de houtwallen langs de beken en loopjes zijn nu echt een feest. Vandaag neem ik u mee naar het Anlooërdiepje.

Deze week presenteren we u een luchtfoto van Paul Paris van het Anlooërdiepje waarop de houtwallen goed te zien zijn. Een van de initiatiefnemers van de Landschapsbiografie van de Drentsche Aa, Hans Elerie, heeft afgelopen decennium minutieus getracht te achterhalen wanneer die houtwallen zijn aangelegd. Misschien ervaart u het landschap rondom de beken en loopjes als natuurlijk. Het is zeker zo dat de natuur zich hier doet gelden. Maar vlak de mensenhand niet uit. Lange tijd waren die beeklanden onbegaanbaar: de bodem was zompig en nat, de bomen groeiden ongeremd en struiken met forse prikkels zorgden wel dat je er weg bleef. Toen de mensen meer hooi nodig hadden om hun vee de winter door te helpen, gingen ze proberen om de natte madelanden rondom de beek te ontdoen van ruigte, het water te laten wegstromen zodat er gras kon gaan groeien. Daarbij zijn de houtwallen aangelegd en dat gebeurde zeer planmatig.

Elerie heeft ontdekt dat de bewoners in de loop van de eeuwen diverse keren getracht hebben om de natte beeklanden geschikt te maken om te hooien. Maar dat mislukte meerdere keren. Die geschiedenis heeft hij afgeleid uit het landschap, (bodem)onderzoek en oude documenten, maar wat hem vooral hielp is een niet zo mooi kantje van mensen: dat ze ruziemaken. Dorpelingen die het met elkaar aan de stok kregen (soms individueel soms dorp tegen dorp) zochten het hogerop en via de rechtspraak zijn die verhalen opgetekend en ons overgeleverd.

Het vergt kennis en geduld om uit te vogelen wat er in zulke oude documenten staat. Ik schat dat Elerie op zijn bureau allerhande oude kaarten met markegrenzen had liggen, een Middelnederlands woordenboek om de begrippen goed te duiden en misschien een loep – want alleen al het lezen van de letters in oude bronnen vergt een Sherlock Holmes mentaliteit en engelengeduld. Geloof het of niet maar vooral de oude belastingregisters hielpen zijn onderzoek verder. Want van land met goede opbrengst wilde de overheid ook haar deel. Inwoners togen naar de rechter om te bepleiten dat hun land juist minder vruchtbaar was. Van zulke beschrijvingen smullen historisch-geografen want dan krijg je echt zicht op de toenmalige wereld en het landschap.

In de 15e eeuw werd incidenteel in het Drentsche Aa-gebied wel eens een stukje beekland van bos en ruigte ontdaan en ontwaterd. Dichtbij het dorp zullen incidenteel houtwallen zijn opgeworpen: ze dienden om het vee uit buurmans land te houden. Maar pas in de tweede helft van de 18e eeuw en in de 19e eeuw zijn de beeklanden in het Drentsche Aa-gebied op grotere schaal ontgonnen. Daarbij werd bewust gekozen om de houtwallenstructuur door te zetten. Dit ‘casco’ is dus ontworpen zoals ook tegenwoordig natuurgebieden op de tekentafel ontstaan.

Houtwallen horen dus bij het 19e eeuwse geprivatiseerde beeklandschap. Toen in 1873 prikkeldraad werd uitgevonden, gingen de boeren dat gebruiken en verdwenen veel houtwallen. Echt zonde, want in houtwallen vinden wilde dieren beschutting en groeien planten die elders verdwenen zijn.

De houtwallen zelf zijn dus relatief jong (nou ja anderhalve eeuw oud!). Toch is het niet helemaal zonder grond dat we ervaren dat we in een bijna middeleeuws landschap lopen wanneer we langs het Anlooërdiepje wandelen. Dat hangt samen met de vormen van het landschap die echt duizenden jaren geleden zijn ontstaan. En ook het water dat in de beek stroomt kan soms letterlijk honderden jaren oud zijn. Meer daarover vertel ik u tijdens een van de volgende wandelingen door het prachtige Drentsche Aa-gebied.

Altijd anders 3

Wat is een landschapsbiografie eigenlijk? Die vraag mocht ik beantwoorden in een klas 13-jarigen van het Nassaucollege in Assen. Dat was wel even zweten. Na twee jaar buffelen op de Landschapsbiografie van de Drentsche Aa brengt zo’n gastles je terug op aarde.

Dat begint al met het begrip ‘landschap’. Wat is landschap? De leerlingen dachten daarbij aan ‘grond’, ‘land’ en ‘natuur’. Niet zo gek, want je hebt rivierlandschappen en duinlandschappen. Maar ja er zijn ook stadslandschappen en overdrachtelijk kun je zelfs over het puberlandschap of het seniorenlandschap praten. Oorspronkelijk is ‘land’ een Germaanse aanduiding voor ‘bewerkte grond’. In de Middeleeuwen veranderde dat in een verzamelnaam voor een groter gebied, een streek. En het ‘schap’ van ‘landschap’ verwijst naar scheppen: maken, creeeren, inrichten. Dus eigenlijk gaat landschap over hoe de mensen samen met natuurlijke systemen hun omgeving vormgegeven hebben.

Met het begrip ‘biografie’ konden de jongeren beter uit de voeten. Letterlijk betekent het: levensbeschrijving. De leerlingen konden hun eigen leven of dat van hun medeleerlingen prima beschrijven aan de hand van hun geboortejaar, haardracht, oogkleur, ouders, DNA, liefhebberijen en karaktereigenscshappen. Maar het landschap zelf geeft natuurlijk geen antwoord als je vraagt: hoe oud ben je? Of wel?

In de bodem en diepere grondlagen zitten best veel gegevens verborgen over het ontstaan en het leven daarna. Met nieuwe technieken kunnen we die kennis ontsluiten. Dat is boeiend want zo laat  het verleden zich reconstrueren. In de Landschapsbiografie hebben wetenschappers van velerlei richtingen dat samen gedaan. Zij ontdekten dat de oorsprong van de Drentsche Aa in de loop van de geschiedenis 800 meter is opgeschoven. Waar de geologen niet verder kwamen, konden de archeologen doorgaan met het verhaal aan de hand van hun vondsten. En waar de bodemkundigen de draad kwijtraakten, zagen biologen kans om te achterhalen hoe de waterstromen liepen of de begroeiing veranderde. Samen hebben ze als het ware het levensverhaal van de Drentsche Aa vorm gegeven.

Dat kon mede omdat de bron van de kennis in het Drentsche Aa-gebied nog redelijk ‘onverstoord’ aanwezig is. In andere regio’s zijn de aardlagen omgegooid of zelfs weggehaald. Daarmee is de kans verkeken dat we het verleden kunnen reconstrueren. Zo niet in het Drentsche Aa-gebied met zijn rijke bodemarchief. In combinatie met die nieuwe onderzoekstechnieken hebben de onderzoekers het verleden soms zelfs zo scherp in beeld kunnen brengen dat er foto’s van gemaakt zijn. We zien dan als het ware de baby uitgroeien tot een kind en een puber, daarna krijgen we een volwassene in beeld die na verloop van tijd wat rimpels krijgt.

Altijd anders. Dat is zo voor het uiterlijk van een mens en dat geldt evenzo voor het landschap. De leerlingen van het Nassaucollege kregen voorinzage in de foto’s uit het leven van de Drentsche Aa die straks in het boek voor iedereen te bekijken zijn. Ze zagen hoe het kale ijzige landschap veranderde in een dicht oerwoud, en hoe dat door mensenhanden daarna weer stukje bij beetje werd opengekapt – soms kaal tot op het bot. Maar hoe vernielend de mens ook bezig kan zijn, de natuur kan zich met die krachten meten. Zodra de mens zijn handen weer thuishoudt, pakken de natuurlijke systemen hun rol weer op. De Landschapsbiografie laat zien hoe het natuurbeheer de laatste vijftig jaar gezorgd heeft dat het vernielde landschap zich kon hernemen. De Dotterbloemen staan weer massaal te bloeien en de orchideen maken zich op voor de jaarlijkse grote show.

Ik vertelde de leerlingen over het ontstaan van het Drentsche Aa-gebied en de vorming van de Hondsrug. ‘Maar de Hondsrug is toch een camping?’ reageerde een alerte leerlinge. Inderdaad, zo is het. Landschap gaat over de wisselwerking tussen menselijk ingrijpen en natuurlijke krachten. Want zonder mensen die ervan genieten is het landschap aan de wolven overgeleverd.

Altijd anders 4

De leeftijd van de Drentsche Aa

‘Hoe oud is de Drentsche Aa eigenlijk?’ Burgemeester Eric van Oosterhout van de gemeente Aa en Hunze stelde de vraag bijna terloops toen hij samen met zijn drie wethouders afgelopen dinsdag mijn gast was tijdens een wandeling langs het Gastersche Diep. Een logische vraag in het jubileumjaar van de Drentsche Aa.

We vieren het vijftig jarig bestaan van het gedachtengoed Drentsche Aa. Vijftig jaar is in het leven van de Drentsche Aa natuurlijk slechts een fractie, maar met het jubileum markeren we een omwenteling in hoe de mens naar zijn omgeving kijkt. Bij de Drentsche Aa waren vijftig jaar geleden een paar krachtige persoonlijkheden die aandacht vroegen voor de schoonheid en waarde van het landschap. Zij voorzagen ‘dat het onmogelijk is bij de moderne agrarische ontwikkeling om de landschappelijke en biologisch differentiatie te behouden’. Zo ontstond de gedachte om te komen tot instelling van landschapsgebieden waar de belangen van natuur en landschap vóór gaan zonder de landbouw uit te schakelen. Deze mannen waren niet van natuurreservaten met een hek eromheen zoals 25 jaar later landsbreed beleid werd. Ze wilden in het Drentsche Aa-gebied landschap in stand houden als samenspel van natuurlijke krachten en menselijke ‘oogst’. Het was een tegengeluid omdat de ruilverkaveling overal dreigde alle vormen uit het landschap plat te strijken en streekeigen details weg te poetsen.

Zo werd de Drentsche Aa voorloper in het koesteren van historisch cultuurlandschap. Daarom kronkelt de Drentsche Aa nog zoals een paar eeuwen geleden, bloeien de orchideeën in de madelanden, zijn de houtwallen zo lieflijk groen en zingen geelgorzen nu hun lied vanuit de boomtoppen in die wallen. En uiteindelijk werd dat bekroond met de oprichting van het Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa.

Terug naar de vraag van de burgemeester: wat is de leeftijd van de jarige? Na twee jaar stoeien met de teksten van geologen, ecologen, hydrologen en nog een hele batterij wetenschappers die zich verdiepten in de Drentsche Aa, geef ik u mijn eigen interpretatie van hun kennis. Ik neem u mee terug naar 420.000 jaar geleden toen in de Elster-ijstijd een dik pak ijs over ons gebied lag. Er schoof een honderden meters dik pak ijs langzaam over de bodem en dat liet een diepe geul achter. Dat ‘tunneldal’ uit de Elster-ijstijd is vele malen breder en dieper dan het kleine waterstroompje dat de Drentsche Aa nu is, maar die Elster-rivier zit als het ware onder de Drentsche Aa. Daar begint naar mijn idee de geschiedenis van de Drentsche Aa.

Er stroomt nog steeds water in die diepe onderaardse rivierbedding al beweegt het niet zo snel als boven de grond omdat er allemaal zandkorrels en andere materie in de weg liggen. Dat diepe water in die Elster-geul is ongelofelijk schoon en rijk aan mineralen. Het is de bron van het schone water dat opborrelt als kwelwater en waarin bijzondere planten groeien. Uit die diepe ondergrondse rivier halen we het schone water dat in het Drentsche Aa-gebied gewonnen wordt en ook in Groningen uit de kraan komt; dat water verkopen we tegenwoordig zelfs in flesjes. Dus als ik de leeftijd van de Drentsche Aa moet schatten, denk ik aan pakweg 420.000 jaar.

Dat roept direct de vraag op wat de betekenis is van het jubileum dat we dit jaar vieren: vijftig jaar is voor de Drentsche Aa wat een weekend is in mijn hele leven. Veel meer dan om het aantal jaren gaat het natuurlijk om het inzicht dat vijftig jaar geleden postvatte.  In het Drentsche Aa-gebied hebben we dankzij dat gedachtenplan van vijftig jaar geleden nog landschap waarin je kunt ervaren hoe mensen vroeger leefden en werkten met de natuur. We koesteren de kronkels in de beken en het landschap daaromheen, we leven in en oogsten uit het landschap op een duurzame manier. Dat blijkt inmiddels trouwens een behoorlijk lucratieve koers te zijn want toerisme levert de streek levendigheid en een stevige economische basis. Het koesteren van de Drentsche Aa heeft de streek  een nieuwe toekomst gegeven en dat lijkt me wel een feestje waard.

Altijd anders 5

Menselijk leven rond de Drentsche Aa

Wanneer ik mensen vertel dat ik twee jaar met een team van 15 wetenschappers werkte aan een Landschapsbiografie over de Drentsche Aa, denken velen direct aan ecologen, wetenschappers die alles weten over de grondwaterstromen, de ijstijden en die de plantengroei analyseren. Zulke mensen spelen zeker een belangrijke rol in de tot standkoming van het boek. Maar de belangrijkste kracht die het landschap heeft gevormd, en telkens weer verandert, zijn we toch echt zelf. De mens is oppermachtig.

Dat begint al in de prehistorie. Op grond van artikelen van Marcel Niekus, de Steentijd-specialist, stel ik me voor hoe een groep Neanderthalers ten noorden van Gasteren tussen de bomen sloop en dagenlang wachtte op een kudde passerende elanden. Ze wisten dat de dieren vaste routes kozen om het natte beekdal over te steken. Tussen Gasteren en het Ballooërveld kan best zo’n oversteekplaats hebben gelegen. Het laat zich raden wat onze voorouders met de buit deden (in de kookpot natuurlijk!). Toch zal de invloed van deze eerste mensen op de omgeving beperkt zijn geweest, al was het alleen maar omdat er in heel Drenthe amper 100 mensen rond zwierven.

De Trechterbekervolken, waarover we recent meer te weten zijn gekomen door nieuwe vondsten in Dalfsen, waren de eerste die zich echt vestigden in Drenthe. Zij markeerden hun leefgebied door hunebedden aan de rand te bouwen; daar hebben we nu nog plezier van. Vermoedelijk woonden er  zo’n 2000 Trechterbeker-mensen in heel Drenthe -dus een stuk of 500 in het Drentsche Aa-gebied.

Ruim 2500 jaar geleden hadden de mensen niet alleen dorpjes gesticht en kleine akkers gemaakt, ze bouwden ook industrieterreintjes waar ze bijvoorbeeld ijzer maakten van klompen ijzeroer uit het beekdal. Misschien waren er toen twee keer zoveel inwoners als ten tijde van de Trechterbekervolken, zo beredeneert archeoloog Sake Jager in de Landschapsbiografie. Maar hij waarschuwt dat het schattingen blijven, want er waren natuurlijk nog geen bevolkingsregisters. Daarom blijft het beeld over het leven toen vaag. Desondanks dat ben ik zeer onder de indruk van de wijze waarop Jager uit de vele vondsten in ons gebied afleidt hoe het bestaan er toen uitzag.

Spelen we de film van de menselijke activiteiten door naar het heden dan krijgen we scherper beeld. We zien een vertienvoudiging van het inwonertal in het Drentsche Aa-gebied. Er komen meer dorpen en ze worden groter. Maar bij die 10.000 inwoners blijft het niet. Toerisme is de eerste economische activiteit geworden en de grootste bron van werk en levendigheid in de streek. Denk daarbij niet alleen aan natuurliefhebbers en fietsers, er komen jaarlijks een kwart miljoen (kleine?) mensen spelen op het Drouwenerzand, meer dan 100.000 bezoekers gaan naar het herinneringskamp Westerbork, net zo’n aantal naar de Sprookjeshof in Zuidlaren en ook het Boomkroonpad bij Papenvoort trekt een stroom bezoekers die zeker tien keer zo groot is als het aantal vaste bewoners.

De huidige bewoners en bezoekers van het Drentsche Aa-gebied gaan weer heel anders om met het landschap dan hun verre voorgangers. Er verrijzen woningen en vakantieparken, het gebied raakt belegd met fiets- en wandelpaden en aan de randen daarvan verschijnen terrassen waar Drentse turfjes bij de koffie geserveerd worden. En niet te vergeten: er zijn parkeerterreinen (toegangspoorten) gekomen vanwaar bezoekers het gebied in worden geleid.

Gelukkig verandert niet altijd alles. Zo luidt in Anloo elke middag om 12 uur de klok van de prachtige 11e eeuwse oude bisschopskerk midden in het dorp. Dat gebeurt al eeuwen. Tegenwoordig zorgen de schoolkinderen daarvoor. U ziet ze op de foto van Tom van der Mast. Zij zorgen dat deze traditie in stand blijft en dat u ver in het veld of beekdal de oude klok kunt blijven horen. In de landschapsbiografie van de Drentsche Aa hebben we niet alleen in beeld gebracht hoe mensen vroeger het landschap bepaalden, ook de huidige gebruikers krijgen het podium. Tom van der Mast heeft met zijn camera op een hoog statief groepen landschapsgebruikers vastgelegd in het landschap waar zij wonen, werken en recreëren. Want in een complete Landschapsbiografie hoort natuurlijk ook een opname van het hedendaagse landschap.

Altijd anders 6

De natuur herstelt zich

Het beekdal van de Drentsche Aa was in de tijd van de hunebedbouwers een grotendeels onbegaanbaar moeras. Niet alleen klimaatschommelingen zorgden voor veranderingen in het landschapsbeeld, ook de mens speelde een grote rol – meestal gedreven door de wens om te oogsten. De laatste vijftig jaar gaf de mens de natuur weer iets meer ruimte. Wetenschappers hebben nu in kaart gebracht hoe dat werkt.

In de historische tijd probeerden de bewoners van het Drentsche Aa-gebied met veel inspanning om hooi te winnen op de madelanden. Ze groeven slootjes in de natte beeklanden zodat het water eruit kon stromen en het land begaanbaar werd. Dat zal velen behoorlijke spier- en rugpijn hebben opgeleverd want het was hard werken. En helaas was er niet veel vreugde aan te beleven want de opbrengst viel tegen, de Drentse beekdalen liggen in schrale bodem waar weinig (vee)voedsel te winnen is. Vaak groeide zo’n ontgonnen stuk na verloop van tijd dan ook weer dicht.

Na de Tweede Wereldoorlog volgde een nieuwe poging om de beeklanden te gebruiken als boerenland. Het Drentsche Aa-gebied zou er net zo vlak en egaal uit komen te zien als elders in Nederland, wanneer er in 1965 niet een alerte landschapsconsulent was geweest die zag wat er dreigde te gaan gebeuren. Harry de Vroome mobiliseerde bewoners en beleidsmakers door hen te laten zien wat een prachtig landschap er zou verdwijnen. Het hielp dat de bodem hier van nature niet erg vruchtbaar is in vergelijking met de rest van Nederland. Hij kreeg het voor elkaar om de ruilverkavelingsmachine te stoppen en daarom is de Drentsche Aa zo mooi en kan ons landschap zich nu ontwikkelen tot een toeristische trekpleister.

In 1965 werden de eerste madelanden aangekocht door Staatsbosbeheer. Maar hoe beheer je natuurland? Daar had de mens in die tijd nog geen ervaring mee. Het idee was: in de Drentsche Aa blijven we ouderwets boeren – geen kunstmest, maar wel het hooi oogsten – dan blijft het landschap mooi open en krijgen de orchideeën weer de ruimte. Maar na een paar jaar gaven de pachtboeren het op. Zonder kunstmest konden ze te weinig van hun gading van het land halen; Staatsbosbeheer moest zelf gaan boeren.

De wetenschappers die de natuurontwikkeling volgden, zagen dat het beheer aanvankelijk maar matig werkte. Ze ontdekten na veel onderzoek ook waarom: de waterbalans was totaal veranderd door de ontginningen en waterwinningen. Het land moest weer vernatten om de oude variatie in plantengroei te krijgen. Inmiddels zijn op vrij grote schaal sloten dicht gegooid en is de waterwinning wat opgeschoven naar het Hunzedal. Dat bleek een recept voor succes. In delen van het beekdal ziet het momenteel paars van de orchideeën. Loopt u maar eens vanaf de toegangspoort tussen Tynaarlo en Westlaren het dal van het Zeegserdiepje in. Het is echt fantastisch!

Iedere plaats heeft zijn eigen verhaal – en een eigen recept om de natuurlijke krachten weer wakker te kussen. En soms lukt het ook domweg niet. In de loop der jaren is in het Drentsche Aa-gebied door wetenschappers veel onderzocht en een vracht aan kennis verzameld waardoor we nu vrij goed weten welk recept wel werkt en welke niet. Zo weten we vrij goed wat er minimaal nodig is om het fraaie Drentsche Aa-gebied in de benen te houden. En we kunnen ook vrij exact voorspellen wat er gebeurt als we niet bereid zijn geld uit te trekken voor dat beheer. Eenvoudig gezegd: dan groeit het beekdal weer dicht zoals ooit toen de hunebedbouwers er rondliepen. Door het onderzoek in het Drentsche Aa-gebied kunnen beheerders en beleidsmakers hier en elders in Nederland verstandiger keuzes maken.

Bij het lezen van al die verhalen in de Landschapsbiografie viel mij op dat Harry de Vroome zijn tijd ver vooruit was. Hij keek beslist niet alleen naar de orchideeën. De Vroome was een echte landschapsman: hij koesterde de openheid van het beekdal, de kronkelende beek, de door mensen opgeworpen houtwallen aan de randen én de bijzondere plantjes die er groeien. Dat samenspel leidde tot het krachtige concept van nu: het Nationale Park Drentsche Aa.

Altijd anders 7

Een ideaal fietslandschap

Binnenkort stappen 15 duizend fietsers tegelijk op voor een rondje door onze provincie. In vijftig jaar is de fiets4daagse ontzettend populair geworden. Ik woon aan het Pieterpad en er komen dus best veel wandelaars langs, maar het aantal fietsers is vele malen groter. Dan heb ik het niet over een toevallige scholier of boodschappende dorpeling maar over kluitjes e-bikers, groepen racefietsers en gezellige rondtrappende stellen of families. Wat maakt het Drentsche Aa-gebied zo ideaal voor de fiets?

In de Landschapsbiografie van de Drentsche Aa zit een hoofdstuk over recreatieontwikkeling van Anita Pigmans en toen ik dat redigeerde ging ik met andere ogen kijken naar al die fietsers voor mijn huis langs. Ze begint haar tekst met een boeiende terugblik. Mensen van elders gingen vroeger niet voor hun lol naar Drenthe – misschien een enkele landschapsschilder daargelaten. De poëet Boxman schreef toen hij in 1834 Drenthe bezocht: Een rilling grijpt mij aan, ik zie een spooksel zweven. Natuur dwaalt door dit veld met een rouwgewaad omgeven. De heidevelden worden vaak geschetst als ‘vaal’ en ook de hunebedden joegen de mensen lange tijd schrik aan. Men had het angstaanjagende idee dat reuzen ze hadden gebouwd – en die kom je liever niet tegen.

Aan het begin van de 20e eeuw veranderde dat. Drenthe werd toen geframed als Neerlands Pompeji: een toeristenland dat zich kon meten met het grootse culturele erfgoed in Italië en Griekenland. Onze voorouders lazen in toeristische boekjes lovende verhalen over de kleine dorpjes, de oude landweggetjes (zand!), karakteristieke boerderijtjes en het groene historische landschap van de Drentsche Aa. De hunebedden zijn in die visie onderdeel van het karakteristieke middeleeuwse landschap, maar dat is een groot misverstand: hunebedden dateren van 5000 jaar geleden terwijl de Middeleeuwen amper 1000 jaar geleden waren!

Wat de opkomst van Drenthe als toeristische bestemming enorm hielp is het betere vervoer. We kunnen ons nauwelijks meer voorstellen hoe mensen twee eeuwen geleden reisden: hobbelend in een koets met paarden was je van Groningen naar Zwolle een hele dag onderweg. De stoomtrein (1870) was al een enorme verbetering en vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw werd onze wereld ‘ruimer’ omdat we massaal gingen autorijden. Nog belangrijker is dat we in de 20e eeuw vrije tijd kregen. Arbeiders werkten in de 19eeeuw vaak 14 uur per dag, zes dagen per week en dus bleef er nauwelijks tijd over om te ontspannen. Vanaf 1919 vond de 8-urige werkdag langzaam maar zeker ingang en toen daar in 1961 de vrije zaterdag bij kwam, ontdekte men het Drentsche Aa-gebied als vakantiebestemming.

Juist in die periode (om precies te zijn in 1966) hield men voor het eerst de Drentse Rijwielvierdaagse. Vakantievierders waren op zoek naar mooie routes. Met succes want Drenthe is nu fietsprovincie nummer één van het land. Het Drentsche Aa-gebied levert daaraan een belangrijke bijdrage. Waarom? Ik denk dat het geheim zit in de afwisseling en ook de schaal van het landschap verhoudt zich heel goed tot de afstand die fietsers afleggen.

Ga maar na: in het Drentsche Aa-gebied liggen 35 dorpen. Wie het wegennet volgt ziet dat er ongeveer elke vier kilometer een plaatsnaambord staat. Met een beetje mazzel is daar ook een kerk – en soms een terras. Dat is op de fiets een prettige afstand om je route op in te stellen. Tussen die dorpen is van alles te  beleven: vele fraaie oude essen  – akkers die hoog in het landschap liggen -, vriendelijk kabbelende beekjes, bossen en een paar grote heidevelden. In de 18e eeuw werden die heidegebieden ervaren als wildernis waar rovers in de bosjes hun kans afwachtten; in onze tijd zijn het fraaie natuurgebieden met goede fietspaden erdoorheen. Elke tijd heeft zo zijn eigen manier van omgaan en gebruik maken van het landschap. Nieuwe kennis over het leven vroeger nodigt nadrukkelijk uit tot een ontdekkingstocht door het landschap. Als je van een hunebed over het fietspad ‘afzakt’ naar een beekloop, kun je bijvoorbeeld door je oogharen de eerste Drentse bewoners zien sjouwen om water te halen. Vijftig jaar geleden startten er 300 deelnemers met de Drentsche Rijwielvierdaagse. Op 6 juli 2015 gaan er 50 keer zoveel  fietsers van start. Terecht want fietsen past op een prettige manier bij de het stroomdallandschap.

Altijd anders 8

Drentsche Aa staat model

In onze welvaartsstaat verdwijnen steeds meer plant- en diersoorten. Sommige dieren zijn naar de nacht uitgeweken – zoals de das – of uit Nederland verdwenen – zoals de wolf. Hoeveel plek zijn we bereid over te laten voor in het wild levende soorten? In het Drentsche Aa-gebied zijn we in vergelijking met de rest van Nederland gelukkig bereid om wat meer ruimte te maken voor wilde planten en dieren.

Hoe herstel je natuur? Ecologen hebben afgelopen decennia veel belangrijk werk verricht, waarover u kunt lezen in de Landschapsbiografie van de Drentsche Aa die op 2 juli verschijnt. Zij onderzochten de vegetatie en bewerkstelligden met hun studies mede dat bedreigde soorten zich hebben kunnen herstellen. De massale bloei van orchideen spreekt boekdelen. In 1991 broedde er niet één ooievaar meer in heel Nederland; nu zijn op diverse brinken van esdorpen jonge ooievaars te spotten. Bevers, otters en beekvissen die verdwenen waren, keerden terug.

Maar zoals het in elk vakgebied gaat, waren de wetenschappers soms sterk gefixeerd op hun eigen onderzoek. Dat is niet per se verkeerd, want door focus te kiezen, behaal je ook resultaat. Maar de bewakers van de diversiteit in planten en dieren hebben nou eenmaal van nature minder oog voor cultuurhistorisch erfgoed. En ook dat verdient een plekje.

We hebben het dan bijvoorbeeld over een sloot die door mensen is gegraven om het land te ontwateren en er meer voedsel vanaf te kunnen halen. Ecologen die met natuurherstel bezig zijn vinden een sloot doorgaans een ‘ingreep’ in het watersysteem. En in de wijze waarop ze praten over sloten maakt duidelijk dat ze geen waardering hebben voor die ‘ingreep’. Ze kunnen dan ook rücksichtsloos adviseren om de sloot dicht te gooien als dat beter is voor de ontwikkeling van zeldzame planten. Cultuurhistorici zien in het landschap verschillende tijdlagen en hebben het liefst dat u en ik die ook kunnen ‘lezen’. Een sloot die eeuwen geleden door mensen is gegraven is voor hen een verhaal over het toenmalige leven. Die mag je dus niet zomaar dichtgooien of overal een glooiende slootrand geven omdat de biodiversiteit daarmee is gebaat.

Hetzelfde geldt voor de houtwallen waarvan we gelukkig in het Drentsche Aa-gebied nog vele kilometers hebben. Die zijn door mensen opgeworpen om het ene grasland van het andere af te schermen – het zijn als het ware omgekeerde sloten. Zulke elementen geven het landschap wat meer beslotenheid. Wij vinden dat nu prettig en vooral ook mooi. Maar het is bovendien een overblijfsel van hoe de mensen in de 19e eeuw het land verdeelden en gebruikten. Het vroegere leven laat zich via dit soort elementen in het landschap ervaren.

Bij het natuurherstel hadden sommige ecologen aanvankelijk weinig oog voor cultuurhistorie. Ze waren als het ware met kleine oogkleppen op bezig om de natuur weer in de benen te helpen. Bijvoorbeeld bij de Heest, tussen Gasteren en Ballooërveld. Daar is in de jaren negentig ingezet op begrazing van een groter stuk natuur om weer gevarieerder begroeiing te krijgen. Dat lukte goed, maar de houtwallen in dat stuk land verruigden en verdwenen bijna. Dat werd het keerpunt in het natuurbeheer in het Drentsche Aa-gebied: de cultuurhistorici konden toen goed duidelijk maken dat natuurherstel echt niet alléén moet gaan over planten en dieren. Landschap is meer dan dat. Daarin horen ook de grafheuvels en hunebedden een plaats te houden omdat ze ons laten zien hoe onze verre voorouders hier leefden. En ook middeleeuwse akkers, 19eeeuwse houtwallen, 20e eeuwse sloten en misschien zelfs een ligboxenstal verdienen een plek in ons hedendaags landschap. Want zelfs die laten ons zien hoe de mensen door de tijd heen leefden met de natuur.

Inmiddels is in het Drentsche Aa-gebied voorloper: hier weten beheerders en bewoners dat je bij natuurherstel succesvoller bent als je het breed aanpakt. Het integrale model voor landschapsherstel blijkt ook voor de biodiversiteit voordelen te hebben want in de houtwallen vinden veel dieren een schuilplaats en in slootkanten groeien aan de zonzijde weer andere bloemen dan aan de schaduwkant. De beheerders zorgen in het Drentsche Aa-gebied daarom inmiddels voor een divers landschap waarin sporen van de mens een belangrijke rol spelen Ter ere van het jubileum komen beheerders uit het hele land komende weken kijken naar ons succesvolle Drentsche Aa-model. Het erfgoed van menselijke aanwezigheid hoort bij het natuursucces van de Drentsche Aa.

Altijd anders 9

Een biografie met jeugdfoto’s

Acht weken vertelde ik over het wetenschappelijke onderzoek naar het Drentsche Aa-gebied. We zagen archeologen, de geologen, geomorfologen, ecologen en historische geografen als het ware langstrekken met een fragment van hun jarenlange onderzoek. In deze laatste aflevering krijgt u vast een voorproefje te zien van het paradepaardje van ons boek: de landschapsreconstructies.

De ene wetenschapper kan voor je uittekenen hoe de diepe ondergrond eruit ziet, de ander hoe het oppervlak door wind en ijs van vorm veranderde, waar het water stroomde, wat er groeide of leefde. Wij hebben al die kennis over hoe het Drentsche Aa-gebied er vroeger uitzag, samengebracht bij Ulco Glimmerveen – een bioloog uit Dwingelo die zich ontwikkelde tot een wereldwijd bekroonde illustrator. Glimmerveen kan in zijn computer driedimensionale landschappen in elkaar zetten en daar dan een foto van maken (of een video, want dat kan ook!). Dat betekent dus dat hij ons het vroegere landschap kan laten zien. Voor mij voelde het alsof we een boek van jeugdfoto’s van de Drentsche Aa hadden bemachtigd!

Glimmerveen gebruikt 3D-technieken zoals die ook dienst doen bij films als Avatar en Lord of the Rings. Het verschil is echter dat niet fantasten maar wetenschappers hem hebben aangestuurd. Via de computer van Glimmerveen hebben we realistische foto’s gemaakt van hoe het landschap er vroeger uit zag. Omdat het landschap door de tijd heen sterk veranderde, zijn er vijf landschapsreconstructies gemaakt – steeds in een andere tijd. Om u echt goed overzicht te geven van hoe het landschap eruit zag, presenteren we deze unieke jeugdfoto’s op extra uitklappagina’s.

De eerste, die u bij dit artikel ziet, is zoals het er rondom Gasteren uitzag ongeveer 10.000 jaar voor de jaartelling. De laatste ijstijd loopt naar het einde. ’s Winters is het gemiddeld min 15 graden Celsius. We kijken vanuit de richting van Anloo naar de Gasterse Duinen. Op de achtergrond loopt een smeltwaterrivier in een breed dal waar tegenwoordig het Gastersche Diep en Taarloosche Diep stromen. Op beschutte plekken begint gras te groeien en in laagtes staan zelfs struikjes zoals Blauwe Bosbes, Jeneverbes en Kraaihei. Op de achtergrond stroomt de beek en in het voorjaar spoelt daar een enorme massa smeltwater doorheen. Links achter lopen wat Rendieren – die waren goed aangepast aan dit klimaat. Een rendierjager zit – verscholen in zijn rendierhuid – op de Gastersche Duinen op de uitkijk.

Aanvankelijk plaatste Glimmerveen ook Mammoeten in het landschap. Maar binnen het wetenschappelijke team brak er toen een stevig debat uit en uiteindelijk zijn de Mammoeten geschrapt omdat er overeenstemming was bereikt: de Mammoeten waren 10.000 jaar voor Christus in ons Drentse Aa-gebied al uitgestorven. Over iedere heuvel, elk plantje – en zelfs hoe de planten ten opzichte van de struiken groeiden – is flink heen en weer gepraat. Onderzoekers bestookten elkaar met publicaties uit hun eigen vakgebied. Zo zijn de reconstructies ‘levensecht’ geworden; dat is de meerwaarde van een landschapsbiografie die gemaakt is door een team van mensen die over hun eigen gebiedsgrens kunnen kijken.

De vijf reconstructies zijn op doeken geprint en hangen deze week in Zeegse op de Brink om het jubileum van de Drentsche Aa op te luisteren. Ga vooral kijken! Er is van alles te doen, waarbij de Drentsche Aa het middelpunt van de festiviteiten vormt. U kunt het water van de Aa proeven en vergelijken, de boswachters en gidsen uit het gebied staan voor u klaar en op de oevers klinkt de speciaal gecomponeerde Ode aan de Aa. Donderdag op het congres ‘Het experiment van de Drentsche Aa’ wordt de Landschapsbiografie van de Drentsche Aa gepresenteerd. Daarna is het in de boekhandels te koop. Ik wens u veel lees- en kijkplezier.