1 Boerenland / Izaäk Geluk
Uit Natuurmakers
door Ineke Noordhoff / Foto Ellen Kok
Izaäk Geluk is uit 1917, zijn persoonlijke geschiedenis valt samen met de ontwikkeling van het boerenbedrijf in de vorige eeuw. Toen Izaäk werd geboren was hij bij benadering de zes miljoenste burger van Nederland. Op de akkers werd de klei al eeuwenlang met paarden bewerkt in een tempo dat past bij de zware inspanning die daarvoor nodig is.
‘Het is zonde om deze goeie grond voor natuur te gebruiken’
(verkorte versie uit Op het land)
Nederland telde een paar jaar na de Tweede Wereldoorlog bijna tien miljoen inwoners en Izaäk Geluk runde één van de half miljoen landbouwbedrijven van dat moment. Via ontginningen en landaanwinningen werd Nederland steeds groter. Rond 24 juni, Sint Jan, lag de boerderij vaak in een veld vol papaverkoppen: blauwmaanzaad voor luxe broodjes. Met de zon erop schijnen de lila strepen door de witte kroonbladeren heen waardoor het zachtroze oplicht. Soms een bleekblauw veld met vlas er pal bij.
Kinderarbeid
Het was hard werken. De suikerbieten werden te dik gezaaid, die moest je later dunnen. De kinderen uit de buurt deden dat altijd. Dat was vroeg in het voorjaar en de kou trok uit de klei omhoog tot ver boven de knietjes waarop ze steunden. Ze kregen een dubbeltje per uur.
Een grote schuur rijst achter de hoeve op. Het dertig meter lange gebouw staat los van het huis, elf groene deuren aan de zijkant. Deze hoge schuren zijn typerend voor akkerbouwers op de klei. Izaäk wijst waar de koeien stonden. In de hoge ruimte zijn lagere kleine stallen met schotten afgescheiden. Ieder hok heeft zijn eigen deur naar buiten. ‘Als het regende of koud was, kon het vee naar binnen’. Even verderop in dezelfde schuur werden de zeven trekpaarden ondergebracht. Binnen liggen de balken nog precies zoals ze in 1890 werden gesteld tijdens de bouw. Kleine vogelnesten plakken ertegenaan. ‘Zodra de zwaluwen in het voorjaar op de dakgoot gaan zitten, doen we de deuren los.’ Zo biedt hij gelegenheid aan de snelle vliegeneters om te nestelen in de schuur. ‘D’r is hier geen spinnenkop te zien’, schetst hij het eeuwenoude verbond tussen boer en zwaluw.
‘Mijn eerste zaaimachine had een werkbreedte van 1 meter 80. Later ging dat naar 2,63, dat was al een enorme verandering. Nu zijn die dingen zes meter breed en bij mijn neef in Canada hebben ze er één van achttien meter breed. Tegenwoordig heb je precisiezaaimachines. Die leggen om pakweg elke 25 centimeter een zaadje. Je kunt precies uitrekenen hoeveel zaaizaad je moet kopen.’ De kinderen hoeven niet meer te komen om de bieten te dunnen. En ook de knechten en arbeiders verdwenen zoetjesaan van de boerderij.
‘Een mooie sloot is een schone sloot’
Het water werd beter beheersbaar. ‘Vroeger had je geen gemalen. Ik had vaak last van ondergelopen akkers. Toen ik hier kwam, werden de sloten juist verbreed, maar dat hielp niet voldoende.’ Bij de Zeeuwse Landbouw Maatschappij en de Noord Brabantse Maatschappij van Landbouw, waar hij in het bestuur zat, klonk een verheugd applaus toen het waterschap voorstelde om een gemaal te bouwen en het land te verkavelen. ‘Een mooie sloot is een schone sloot met weinig water erin. Sloten moeten zuiver wezen om snel het water te kunnen afvoeren.’ Schaalvergroting was vooruitgang. Wateroverlast werd beperkt, obstakels voor de landbouwmachines werden geruimd, zodat de landbouw ook kon meedoen met de rest van de inmiddels gemoderniseerde en welvarende maatschappij. Izaäk was groot voorstander van de ruilverkaveling destijds.
De herindeling van het land was ook een soort goedmakertje voor de boerenstand die zich door het overheidsbeleid aardig gekneveld voelde. Want de prijzen werden van overheidswege vastgesteld. Export mocht alleen als die in het rijksplaatje paste. Direct na de Tweede Wereldoorlog werden de boeren opgejaagd om via specialisatie en modernisering van het werk de productie te verhogen. Voedsel en deviezen, daar ging het om. Jaarlijks groeide de bevolking met 150 duizend mensen. ‘Productieverbeteringen komen alleen tot stand als ze leiden tot een beter bestaan,’ zei minister van Landbouw Sicco Mansholt. En daarom kwam hij met garantieprijzen voor granen, koolzaad, suikerbieten, melk en vlees.
‘Subsidie was niet nodig’
De boeren deden wat van hen werd verwacht en investeerden in razend tempo. ‘Na de oorlog produceerde Nederland al snel goedkoper dan de wereldmarkten’, herinnert Izaäk zich. De voorsprong van Amerika was definitief ingelopen. Maar om de lonen in de industrie laag te houden, en de voedselprijzen ook, handhaafde de overheid het prijsbeleid en de daaraan gekoppelde subsidie voor landbouwproducten. Van vrije export kon geen sprake zijn.
‘Die landbouwsubsidies van Mansholt waren in die tijd eigenlijk helemaal niet nodig. Ze hebben als het ware gezegd dat de prijs van een kilo tarwe niet onder de dertig cent (gulden) mocht komen. Daar hebben ze de steun op gebaseerd, en zodoende is er teveel gekomen. Zo zoetjesaan is de wereldmarkt een markt van overvloed geworden.’
Izaäk Geluk vierde zijn veertigste verjaardag op de dag dat zes Europese landen het Verdrag van Rome tekenden: ze wilden een gemeenschappelijke markt. Landbouwminister Sicco Mansholt werd voor Nederland lid van de Commissie van de Europese Gemeenschap. Het duurde nog vijf jaar voor de EG ook de landbouwsubsidies zou overnemen en nog tien jaar voor de gewassen van Nederlandse bodem vrij mochten concurreren met die van de vijf partners. De rest van de wereld bleef voor de Nederlandse boeren een veld vol beperkingen.De boeren, Izaäk incluis, produceerden in die tijd suikerbieten tegen zo lage kostprijs dat de partnerlanden er bang van werden. De suikerproductie bleef dan ook beperkt ter wille van de interne Europese verhoudingen. Nederland deed het geweldig. Een hectare tarwe leverde zoveel meel op dat vijftig mannen er een jaar lang brood van konden eten – in Frankrijk was dat ruim de helft. Graanboeren zworen massaal de jute zakken af en dorsten hun gewas direct in een graantank. De landbouw RAI, sinds 1960, was een topattractie. Ook andere landbouwsectoren deden het goed. Een Hollandse kip legde gemiddeld tweehonderd eieren – een Italiaanse kip haalde de helft nog niet. Ons land werd de grootste eier-exporteur ter wereld. Werknemers konden voortaan op zaterdag thuis blijven. De productiviteitsslag was verbluffend.
Izaäk relativeert de overvloed: ‘In de landbouw ben je afhankelijk van het weer en het klimaat, dat is nou eenmaal zo. Vijfentwintig jaar geleden hadden we een wereldvoorraad graan voor drie jaar, nu nog maar voor drie maanden. Als ze in Amerika twee jaar een misoogst hebben, dan is er wereldwijd al een enorm probleem.’
De nieuwe productiemogelijkheden hadden invloed op de gewassen die werden gekweekt. Granen als rogge en haver verdwenen zienderogen en daarmee was er ook geen plek meer voor de bij rogge en haver horende akker ‘onkruiden’ zoals korenbloem en bolderik. Op het weldoorvoede land tussen de maïs voelen die zich niet thuis.
Achter de Deltahoge zeedijken stapt Izaäk Geluk, inmiddels 88 jaar oud, op zijn John Deere, een trekker uit 1976, en rijdt het land op. ‘Dit is mijn speelgoed’, vertelt hij geamuseerd als we in de schuur bij de trekkers staan. ‘Deze noem ik mijn nieuwe, want ik heb er nog eentje staan die zeven jaar ouder is.’De natuur is zijn partner, maar ook een metgezel die zich moet voegen. ‘Zaaien en oogsten, dat is het mooiste. In het voorjaar een veld waar het tarwe net opkomt, die jonge planten die gaan groeien…’ Mooie Zeeuwse luchten ontgaan hem niet. Maar wanneer hij erover praat, is het vooral praktisch: ‘Zouden we nog wat regen krijgen?’ Bloemen vindt Izaäk ‘altijd mooi, maar ze moeten natuurlijk wel op de goeie plek staan.’ En dan wijst bij naar de borders in de tuin. De fruitbomen, naast het huis snoeit hij jaarlijks zodat ze vruchten blijven dragen. Maar zijn akkers zaait hij in tot aan de rand van de rechte sloot of de perceelgrens.
Foto boven: Izaak Geluk. Hieronder de hoeve en rechts Arjaan Heiboer, zijn trouwe knecht.