12 Stadsland / Jan Duijndam
De wandeling Delfgauw voert u langs dit bedrijf.
(Verkorte versie uit Op het land)
‘Laat mij alsjeblieft in de drukke randstad blijven. Ik ben een gezelligheidsmens. Ik zou absoluut niet naar Flevoland willen.’ Jan noemt zichzelf ‘praatboer’. Zijn woorden vullen de kamer zodra hij binnenwandelt. Toch kostte het hem tien jaar om ambtenaren en banken ervan te overtuigen dat hij midden in deze groene stadszone koeien wilde blijven melken. Tegenwoordig moet hij overal uitleggen hoe hij er een natuurgericht bedrijf van aan het maken is – nota bene in een gebied waar alles draait om wonen, kantoren, fabriekshallen en recreëren.
Handige prater
Elk halfjaar stond er wel een projectontwikkelaar bij de gemeente voor de deur om die grond te kopen. Je kunt wel nagaan dat er een dag komt en dan ben je die grond kwijt. Ik zag dat al gebeuren. Dus heb ik Jacques Schievink van Natuurbeheer Delft opgebeld. Dat was zo’n geitenharen sokkenman uit de buurt die uiteraard perfect wist hoe het allemaal werkt in de natuur en op de boerderij. Van de ene dag op de andere zaten we naast elkaar te praten. Ik zei: “Jacques laten wij samen een plan maken”. Er zitten wat lage hoeken in dat land, die zijn te nat. Als we nou tien procent van het terrein voor natuur en recreatie gebruiken, kan de rest dan grasland blijven? Het was natuurlijk wel heel bijzonder: een boer en een natuurman die het eens waren.’ Jan lacht ‘Dat krijg je nou als je handig kunt praten zoals ik.’
Jan Duijndam kreeg in de Bovenpolder een 12-jarig pachtcontract van de gemeente. ‘Om mooi open landschap te houden op deze plek, moet je er koeien in laten grazen. Wij betalen zo’n twintigduizend euro pacht per jaar voor 35 hectare land. Omdat we het gebied openstellen voor burgers geeft de gemeente daar een korting op van tienduizend euro.
Ik heb het allemaal moeten leren
Ik zag dat er goede reacties kwamen op onze stap om biologisch te gaan werken en toen hebben we gezegd: dan willen we ons daarin profileren. Zo zijn we op natuurgericht boeren uit gekomen. Ik heb het echt moeten leren allemaal. Laatst hebben we met vrijwilligers een takkenril aangelegd om de koeien in de wei te houden, dan kunnen de hekken eruit. De eerste keer gingen de koeien er zo overheen, dat was dus niet goed. Ik kon in 1997 geen tureluur van een fuut onderscheiden. Tot het geld ging opbrengen, dan leer je snel. Ik ben nu zelf plantjes aan het zoeken. Als het je vak wordt, gaat het je vanzelf interesseren. Ik heb nu veel meer ruiger gras op het bedrijf sinds ik natuurgericht boer. Daar zit meer structuur in, en daardoor heb je minder ammoniak in de stront van de koeien. Zo verandert de balans.
Het is allemaal nieuw wat we hier doen, daarom moet je er eigenlijk een proefstation van maken of zoiets. En daar komt nog iets bij: officieel is dit gebied niet door de provincie aangewezen voor agrarisch natuurbeheer. Ik had natuurlijk wel structuur nodig en inkomen.
Een journalist van De Boerderij wees me op Boeren voor Natuur, een proefproject van Alterra. Dus ik bel Anton Stortelder, de leider van dat project op. Het was maar even of die kwam oerendhard op een motorfiets het erf op rijden. Hij wil experimenteren met een fonds voor natuurgericht boeren. En dat gaan we hier nou doen.
Je moet het zo zien: er komt een pot met geld en het rendement daarvan, dat krijg ik. Zo kom ik aan ongeveer eenderde van mijn omzet; de rest moet ik uit de markt halen, door de verkoop van vlees, melk en als ik krimp door het verleasen van mijn melkquotum.
Natuurorganisaties zijn zelf gaan boeren
‘Als je extensief doorboert zoals in de 19e eeuw, hoef je niet alles apart te regelen’, zegt Anton Stortelder, landschapsecoloog bij Alterra, boerenzoon en bedenker van het concept Boeren voor natuur.
‘Als je denkt “boeren maken alles kapot” dan moet je alle grond aankopen en gaan beheren. Vervolgens zit je met de vraag: wat dan? Doe je niets dan groeit het land vanzelf dicht met bos. Ook natuurorganisaties moeten maaien en begrazen om het open te houden. Voor goed natuurbeheer heb je een beetje mest nodig. Dus zijn natuurorganisaties zelf gaan boeren. Maar ze missen daarbij de lokale werkers, mensen die een rol spelen in het sociale leven van het dorp.’
Lees het hele verhaal in Op het land.