‘Ik doe graag iets voor de natuur, maar je moet het zakelijk afwegen’

8 Akkervogels / Kremer

 

door Ineke Noordhoff / Foto Ellen Kok

‘Ik had dit jaar acht nesten met leeuweriken.’ Harry Kremer is elke dag buiten. Terwijl hij door de lange akkers loopt, en kijkt of het gewas goed groeit, hoeveel onkruid er staat en of er schadelijke insecten zitten, telt hij wat er aan vogels rondvliegt en nestelt op zijn 135 hectare. ‘Je ziet de patrijs langzaam terugkomen.’

(Verkorte versie uit Op het land)

Op sommige plaatsen zijn de percelen in Finsterwolde wel zevenhonderd meter diep, geen sloot of rand onderbreekt het beeld. Onder de klei liggen drainagebuizen, elke twintig meter één. Harry verbouwt vooral wintertarwe en nog wat koolzaad, luzerne, suikerbieten en gras. Tien hectare zit in de braak, daar mag hij niets verbouwen. Dat is om de overproductie binnen de Europese gemeenschap terug te dringen. En juist in die rommelige stukjes, op die windakkers en die overhoekjes waar hij zijn machines draait of waar hij niet goed bij komt, daar schuilen steeds meer vogels.

‘Je wordt zo uitgemolken’

Toen ik het in 1996 overnam van mijn vader, had ik zeventig hectare; nu bijna het dubbele. Het staat me tegen dat je zo groot moet worden. De prijsvorming was in die tijd heel anders. Toen ik begon kreeg je 25 eurocent voor een kilo graan, nu tien cent plus 4,6 eurocent MacSharrysteun. Vandaar dat je in het groot moet. Ik vind er niets aan met die subsidie, maar wanneer het morgen zonder steun zou moeten, kon de deur hier dicht. Pas als de markt 16 of 17 eurocent per kilo betaalt, kun je hier goed boeren. Je wordt nu zo uitgemolken.
Het leukst van mijn werk is de afwisseling van de seizoenen en dat je ziet hoe het gewas zich vormt. Of je het graan in de benen houdt of dat het onderuit zakt bijvoorbeeld. Tot de oogst. Dan werken we met een man of acht, ik heb een stel vrienden en kennissen die komen dan helpen. We bellen over het weer en als het kan, gaan we de strijd aan. Dan werken we hard, en ’s avonds drinken we samen een

borrel. Dat is een mooie periode. Na de oogst komt een soort terugslag. Dan ben je weer alleen aan het werk. Er is geen kleur meer te zien op het land. Ik heb een landbuurman, die kom ik nog maar eens per jaar tegen, dan zijn we toevallig allebei achter in ons land aan het werk. Dat is toch erg?’

‘Natuurbeheer spreekt me aan’
Dat alsmaar in je eentje bezig zijn, was een van de motieven waarom Harry ‘ja’ zei toen ze hem vroegen voor het bestuur van de in 2003 opgerichte Agrarische Natuurvereniging Oost-Groningen (ANOG). ‘Ze wilden wat jong bloed erin. Met een gezin heb ik thuis natuurlijk genoeg te doen, maar dit trok me. ANOG heeft al tweehonderd leden; dus we zijn echt bezig met een geweldige opmars. Voorheen ging ik in de winter wel naar vergaderingen van de standsorganisaties. Maar dat doe ik niet graag meer. Vaak kwam ik daar een beetje somber vandaan. Je hoort dan over iemand die is geëmigreerd omdat hij gedemotiveerd raakte van de regelgeving in Nederland. Op die bijeenkomsten zitten mensen natuurlijk met elkaar te praten over die prijsellende. Natuurbeheer is nieuw, je moet er je best voor doen, dat spreekt me aan.

In de winter organiseren we meestal een paar ledenavonden. Dan gaat het bijvoorbeeld over predatie: hoe zien de verschillende belagers eruit? Wat laten ze van hun prooi achter? Je hoort elkaars verhalen en hebt het erover hoe het beter kan. Soms halen we er experts bij en we doen elk jaar een paar veldexcursies. Dan kom je je collega’s op een andere manier tegen.

Foefjes

Soms zijn er foefjes die je van elkaar kunt leren. Zoals met bieten schoffelen. Als er een nest ligt, kun je de hele machine uit de grond

trekken, en twee meter verder weer in de grond duwen. Dan blijft het nest op zijn plaats. Zo wilden de vogelaars dat wij het deden. Maar je ziet die grijze vlekken in het veld soms al vanaf de weg. Ook een kraai valt dat op: die hebben zo in de gaten dat op die grijze vlakken de eieren liggen. Dan heb je er netjes omheen geschoffeld, en de volgende dag zijn de eieren weg. Daarom kun je de eieren beter even

oppakken, gewoon doorschoffelen, van de machine af en een kuiltje maken waar je ze weer inlegt. De vogel broedt daarna gewoon weer verder. Ook vogelaars leren van onze ervaring in het veld.’
Lees verder in Op het land hoe het agrarisch natuurbeheer in Oost-Groningen eigenlijk per ongeluk begon met de braaklegging uit 1992. De rommelige velden bleken aantrekkelijk voor insecten, dat trok muizen en vogels. Daarop liet de grauwe kiekendief zich weer zien, een roofvogel die bijna als broedvogel uit ons land was verdwenen omdat er geen prooi genoeg was.