Verschenen in Biografie van de vaarweg Lemmer-Delfzijl (november 2006 Noordboek)
door Ineke Noordhoff
Hoog torent het kanaal hier uit boven het land; een goot op een talud waar het water doorheen wordt geleid. Een klein gaatje in deze dijk en het achterland stroomt vol…
Terwijl ik mijn stoel uitklap, overzie ik het Eemskanaal. Een paar kilometer naar links, een paar kilometer naar rechts; kaarsrecht stroomt ze tussen twee dijken. Deze watersnelweg naar zee werd honderddertig jaar geleden aangelegd omdat Drenthe zijn regenwater niet kwijt kon.
Draai een soepbord om en situeer de stad Groningen in het midden. Daaromheen liggen laagtes waar het water naar toe stroomt. Om af te vloeien naar zee moet het water over een bult heen: het Hogeland. Ik zit hier in de rand van het soepbord. Aan de andere kant van deze kanaaldijk ligt het land veel dieper; anderhalve meter onder Nieuw Amsterdams Peil, lees ik op de kaart. Vandaar de naam Lageland.
Meerstad
En het wordt nog lager: de bazen van de graafmachines staan te trappelen om hun tanden in dit venige gebied te zetten. Over 15 jaar is dit volgestroomd met water en heet het Meerstad. Aan de nieuwe plas wonen dan twintigduizend mensen. De hoge kanaaldijk vormt ‘de groene rugleuning van de wijk’, zo staat in het masterplan te lezen. Hier komt volgens de toekomstverkenningen een ligweide. Aan de zomen van het water paraderen mensen en drinken ze wat op een terras.
Boven aan de helling stroomt het Eemskanaal nauwelijks zichtbaar naar zee. Tussen het riet pal bij het kanaal is het lekker luw. Een prachtige plek om te vissen of om zo maar wat rond te kijken. Een spin zoekt toenadering, ongeveer een meter boven de grond bungelend aan een draad tussen twee rietstengels.
Boven je eigen huis vaart een schip
Enorme schepen, op weg naar Delfzijl, glijden langs. De Deo Gratias uit Lemmer is 110 meter lang, lees ik op de romp. Tegen de tijd dat Meerstad is gerealiseerd zijn de boten vast nog veel groter. Vanachter hun glazen hut overzien de stuurmannen het gebied onder de waterspiegel van het kanaal achter me. De toekomstige bewoners zullen hoog boven hun eigen huis boten zien varen. Merkwaardig gezicht moet dat zijn.
In het toekomstige meer staan nu nog boerderijen. Een veld met maïs wordt afgewisseld met een perceel gras. Daarachter is de waakvlam van de Nederlandse Aardolie Maatschappij weer tot rust gekomen. Vanmorgen toen ik kwam aanrijden, waren ze net gas aan het affakkelen; een feloranje vlam reikte naar de hemel. Hoge hekken maken duidelijk dat deze buizen, vaten, leidingen en pijpen met rust gelaten moeten worden. Verderop in het landschap doorsnijdt een hoogspanningsleiding de horizon. Twee rijen windmolens staan gelijkmatig hun rondjes te draaien. Aan de overkant van het kanaal ligt een zuiveringsinstallatie, zie ik op de plattegrond. Even voel ik me in de machinekamer van Groningen.
‘Zo mooi is het hier nou ook weer niet’
In 1972 kwam J. van Rooijen uit Utrecht naar Lageland. In een blauwe overall loopt hij over het erf. Hij vestigde zich aan het Eemskanaal Zuidzijde op tien kilometer van de stad Groningen als melkveehouder en nam het land onder het kanaal in gebruik. ‘Ik kwam om te gaan boeren, anders was ik hier nooit gaan wonen’, vertelt hij. Zo mooi is het nou ook weer niet.
In de 34 jaar dat hij hier woont, kwam de skyline naar hem toe gekropen. Telkens nieuwe woonwijken en industriegebieden verkleinden de afstand tussen de boerderij en de stad. En nu ligt er het masterplan Meerstad: wonen aan het water pal bij de stad Groningen.
‘We doen allemaal mee’
Van Rooijen snapt wel dat de stad moet uitbreiden. ‘We doen er toch allemaal aan mee? We willen twee auto’s, een paar keer per jaar met vakantie, een eigen boot, een caravan. Vroeger thuis lagen we met vijf kinderen op een kamertje. Als je dat nu doet, word je als ouder zo ongeveer aangeklaagd. Er wonen nog maar twee mensen per huis.’
Zijn zoon, die het bedrijf overnam, zaaide maïs op het veld waarop ik uitkijk vanaf de mij toegewezen positie aan het Eemskanaal Zuidzijde, net voorbij nummer 19. Het is voer voor zijn koeien, hij heeft er 150 stuks. ‘Ik had in het plangebeid 23 hectare land liggen’, vertelt vader Van Rooijen. Hij verkocht de grond toen de nieuwe bestemming ter tafel kwam. ‘Wij wilden verder’, motiveert hij die stap.
Speculanten
Nu zijn de grond en de meeste boerderijen langs de dijk van een vastgoedbedrijf dat erop speculeert dat het nog veel meer geld waard wordt. In afwachting van de definitieve plannen mag Van Rooijen er maïs en gras verbouwen. Ze mogen zo lang de kapschuur bij nummer 15 gebruiken voor de machines die nodig zijn om het land te bewerken. De hond slaat niet aan als ik kom aanlopen over de lange oprijlaan: iedereen arriveert hier altijd per auto. Een oude rode beuk geeft de schapen beschutting. Het ziet er rustiek uit. Het woondeel van deze boerderij is tijdelijk verhuurd aan burgermensen, maar de projectontwikkelaar doet er niets meer aan. De kozijnen zien er haveloos uit. Binnen knappen de bewoners nog wel eens wat op, om de moed erin te houden. Maar over tien jaar is dit waarschijnlijk water: de plannenmakers hebben hier een ‘natte radiaal’ getekend – wat een gruwelijke termen worden er toch gebezigd. Een waterweg voor jetski’s en andere recreatieboten van de waterbungalows en landhuizen naar de boulevard langs het kanaal.
Ook de varkensboer is vertrokken
Achter nummer 13 ligt een verlaten varkensstal, ook deze boer is vertrokken. De stal grenst aan een klein waterplasje waar aalscholvers en vossen met elkaar strijden om ruimte. Dit oude putdepot, gebruikt om zand op te graven voor de dijk en slib uit het kanaal te dumpen, is eigendom van Staatsbosbeheer. Een paar kilometer naar het noorden ligt er nog zo een.
Van Rooijen junior woont op Blokum, de eerstvolgende zijweg noordelijk vanaf de Lagelandseweg. Om bij zijn grote boerderij met een draaimelkstal te komen passeer ik het volgende putdepot. Van Rooijen senior komt er net aan: ‘Ik ga de paarden binnenhalen. Mijn zoon is met vakantie, dus ik pas hier nu op. We rijden allebei paard.’
Een voorbeeldproject
Boeren en koeien zie je in Nederland steeds minder, maar het aantal paarden groeit razendsnel. ‘Met al die nieuwe welstandige bewoners in aantocht moet uw zoon misschien van koeien over naar paarden’, suggereer ik. ‘Nou daar kan ik u een verhaal over vertellen… Hier naast de boerderij is een mooi natuurgebied van een hectare of tien. U bent er net langs komen rijden. Wij hebben een plan gemaakt voor natuurrecreatie op dat terrein. Let wel, dan heb je het over recreatief medegebruik, dus een wandelpad, je legt er wat neer voor ruiters om overheen te springen, dat soort dingen. Mijn vrouw wilde er misschien een kleine theeschenkerij beginnen; thuis hebben we nu ook een kijktuin, dat vinden we gewoon leuk. En wij wilden het onderhoud in dat gebied dan verzorgen. In de broedtijd zou ik er natuurlijk een slot op doen, want dan moet je er niet komen. De provincie en de gemeente waren enthousiast. Ze vonden het zelfs een voorbeeldproject hoe je mensen uit de streek bij functieverandering van het gebied kon betrekken. Maar ja, dan komt er een ambtenaar en die begint over een speciaal vogeltje dat zit in dat gebied en daar gaat je plan. Eén ambtenaar kan dat tegenhouden. Het is niet te geloven.’
In de la
Van Rooijen heeft het plan maar in een la gestopt. ‘Wij moeten ook afwegen waar we onze energie in stoppen. We hebben het land, de koeien, werk genoeg. Maar je denkt wel eens: waar gaat het om? Wij hadden het helemaal zelf bedacht, er was geen duur bureau bij betrokken…’
Als ik terugkeer naar mijn stoel aan het kanaal, stopt aan de overkant een auto. Twee mannen stappen uit, buigen het riet opzij en inspecteren de beschoeiing op twee plaatsen. Dan stappen ze in en rijden weer weg.
De Christian (77 meter lang) vaart voorbij zonder mijn groet te beantwoorden. Vandaag zitten er tachtig schrijvers langs het kanaal, misschien wordt dat de schipper wat teveel. Straks op een boulevard vol uitgelaten mensen is het natuurlijk helemaal gebeurd met dat wuiven.