Pieterburen aan zee

Op zoek naar Wadden-wildernis

door Ineke en Maarten Noordhoff/ Illustraties idee en uitvoering: Klaas Jan Geertsema

We dwepen met de nieuw ontstane ruigte in de Oostvaardersplassen, zijn terecht trots op de Gelderse Poort. Zeker zo omvangrijk en betekenisvol voor de natuur is het Wadden Werelderfgoed. Tussen pakweg Schiermonnikoog en de Eemshaven ligt de grootste wildernis van Nederland, het oostelijke Wad. Dit uiterst dynamische gebied is uniek in de wereld en nagenoeg onaangeroerd door de mens. Dit Werelderfgoed van internationale allure ook toont haar schoonheid met onbekrompen maat aan degenen die de moeite nemen naar de Groningse kust te trekken of het Wad op te gaan.

Maar wie doet dat?

Dit gigantische natuurlijke systeem waar zand, zee en wind de wereld boetseren zonder enige inmenging van mensenhanden, is een machtige wildernis. Maar dagjesmensen belanden tussen de terminals en kolencentrales in de Eemshaven en slechts een enkele natuurliefhebber vaart of loopt naar Rottumeroog – het prozaische eiland dat voor het publiek meestal gesloten is. Dit unieke door de Unesco onderscheiden gebied, blijft voor de mens onbereikbaar; slechts weinigen lukt het de schoonheid ervan te ervaren.

Dit artikel analyseert wat er aan de hand is. We presenteren een route om het Waddenwerelderfgoed te koesteren en het Groningse Waddenland weer te openen naar de zee. We zoeken naar een grote lijn – om te voorkomen dat de schoonheid afbrokkelt doordat er jaar in jaar uit kleine hoekjes en randjes van dit wonderschone gebied worden opgesoupeerd.

Unieke ongereptheid

Nederland is een delta; de helft van onze kust grenst aan zee. Achter onze Hollandse duinen is de kust gesloten – er wonen mensen – veel mensen – en er staan hoogovens en fabrieken. In Noord-Nederland is de duinenrij onderbroken door stroomgaten. Onze Waddeneilanden bezitten fantastische witte (kalkrijke) stranden en brede fraaie duinen. Achter die kleine eilanden ligt een machtig getijdengebied. Elk tij persen miljoenen kubieke meters zeewater zich tussen de eilanden door naar het erachter gelegen gebied. De Waddenstrook die bij eb bestaat uit zandplaten en geulen, is bij vloed een grote plas water.

De Waddenzee is een uniek ecosysteem. Nergens ter wereld bestaat een landschap waar de zeebodem zo uitbundig beschenen wordt door de zon. Daarom is hier een machtige kraamkamer voor vissen ontstaan; hier leven diertjes in de bodem die nergens anders voorkomen. Na elke winter hebben getij, wind en water de zeekaart van de Wadden opnieuw vorm gegeven. Hier heerst een ongelofelijk grote dynamiek. De Waddenzee is natuurlijk niet voor niets in 2009 Unesco Werelderfgoed geworden.

Die prachtige Waddenzee is niet alleen bij vogels, pieren en algen in gebruik, bijna overal is de mens ook actief. Er lopen vaargeulen waardoor veerboten naar de eilanden varen, er zijn havens voor recreatieschepen, er varen vissers en in het buitendijkse land grazen schapen.

Afgesloten gebied

Behalve n één gedeelte: de Oostelijke Waddenzee is een zo goed als afgesloten gebied waar vogels, vissen en andere zeedieren hun gang mogen gaan. Dit is een ‘no-go’- area voor mensen en hun schepen, vissersnetten en tractoren. Tussen Lauwersoog en de Eemshaven ligt een oase van rust. Waar in Lauwersoog de visserij voor levendigheid en de veerdienst naar Schiermonnikoog voor miljoenenpubliek zorgt, is het beeld in de Eemshaven gevuld met kolencentrales en zeeschepen met een diepgang tot 15 meter. Het is bijna een gotspe: tussen die vissershaven en dat industriepark ligt het meest ongerepte stuk natuur van het land.

Om ongerepte natuur onaangetast te houden, moet je er weg blijven. Dat is in Groningen goed gelukt: de kust is privé bezit van boeren. De wegen naar de Waddenzee zijn veelal privé wegen. Ze ademen de sfeer van ‘ga van mien land’. De Ommelanderzeedijk is in handen van het Waterschap gekomen na de onteigening die nodig was om de dijk op delta hoogte te brengen. Het Waterschap heeft veel gegalvaniseerde hekken geplaatst bij erfafscheidingen waardoor het voor fietsers en soms ook voor wandelaars een lastig te passeren bolwerk is geworden. De kwelders zijn sinds we gestopt zijn met inpolderen in gebruik als natuurgebied. Hier krijgen de vogels rust – en worden mensen met borden gemaand er weg te blijven.

 

 

De sfeer die de kuststrook uitstraalt is: ga weg, hier is niets te doen. De Groninger mentaliteit – een land van weinig woorden en een taal die licht onvriendelijk kan klinken – sluit daarbij gevoelsmatig aan. Dat heeft er mede toe geleid dat de Oostelijke Waddenzee zijn ongereptheid heeft weten te bewaren. Maar de druk op het Oostelijke Waddengebied neemt toe. Dat heeft niet alleen te maken met de (wellicht tijdelijke) populariteit van wildernis. Er zijn structurele factoren die de ongereptheid bedreigen.

Achter de dijken op de vaste wal liggen de Groninger dorpen. Het land is er goud waard – de boeren doen goede zaken met pootaardappels en graan – maar ze hebben geen mensen meer nodig om de oogst van het land te krijgen. De NAM haalt er gas uit de bodem maar doet dat met machines – en de mensen die het werk doen zitten in Assen. In de dorpen is dus bijna geen werk meer te vinden; de burgers reizen naar de stad voor arbeid of ze zijn afhankelijk van een uitkering. Zelfs in Pieterburen waar de zeehondencrèche voor 100 duizend bezoekers per jaar zorgt, is de laatste supermarkt gesloten. En het is de vraag of de zeehondencrèche in het dorp blijven wil. De krimp leidt tot sociale teruggang van de streek – de ‘achterblijvers’ dreigen steeds verder in de verkeerde hoek terecht te komen.

Bestuurders zijn verontrust. Sociale segregatie kreeg vroeger ingrijpende politieke consequenties in deze streek. Hun antwoord luidt dat er meer economische basis moet komen. En dan komen ze steeds uit bij hetzelfde antwoord: recreatie. Bestuurders begrijpen heel goed dat het Groningse Waddenland niet moet gaan concurreren met de helwitte stranden op de eilanden en het massatoerisme wat daarop af komt. Maar in de 21e eeuw krijgt een hele andere vorm van toerisme de wind in de zeilen: de natuurgerichte recreatie. De babyboomers die met vervroegd pensioen gaan, worden steeds ouder. Ze houden van fietsen, wandelen en vogels kijken. Baby’s van nu hebben een levensverwachting van honderd jaar en zullen tot ver in de negentig actief en gezond zijn! Deze ‘grijze’ groep recreatiezoekers die jaarlijks diverse keren voor kleine natuurgerichte vakanties kiest, zal dus nog enorm groeien. De snelheid waarmee de elektrische fiets is omarmd, maakt duidelijk dat de wereld snel kan veranderen. Ouderen van nu zoeken naar kansen om actief te genieten van fraaie landschappen. Nederland heeft er een rijk scala van te bieden. De Oostelijke Waddenzee is qua dynamiek en ongereptheid de absolute topper.

Niet alleen de demografische druk groeit, ook de maatschappelijke druk op natuurgebieden neemt toe. Het is geen automatisme meer dat (rijks)overheden  willen betalen voor natuurbehoud en het beheer wat daarbij hoort. Organisaties als Staatsbosbeheer moeten meer mogelijkheden zoeken om natuur te exploiteren – zodat de baten gebruikt kunnen worden om de gebieden te beheren. Daarom zullen er nog vele varianten op jungletochten worden uitgevonden komende decennia. Daarbij zal de grootste ongerepte wildernis van Nederland zeker in de prijzen gaan vallen.

Het Duitse voorbeeld

De Duitsers hebben een eeuw langer ervaring met toerisme aan de Waddenkust dan wij. Vanuit de grote steden kwam er begin 19e eeuw al een trek naar de kust op gang. Mensen reden urenlang om aan de kust neer te strijken in een kuuroord of  Fewo (ferien wohnung). De strandkorven boden zicht op de zee en beschutting tegen de wind. Door werkgevers in de drukke industriële gebieden, gezondheidsinstellingen door het hele land werd de zee beschreven als heilzame bron. In de kunst en literatuur kon dat uitgroeien tot een vorm van verheerlijking.

Op sommige Waddeneilanden en aan de Oostzeekust werd de exploitatie stevig ter hand genomen. Op Borkum en Nordernei is het beeld weinig jaloersmakend: hier staan boulevards van beton en asfalt vol flats waar de bleke stadsneuzen in de watten worden gelegd. De (latere) exploitatie van onze Waddeneilanden is veel sterker gericht op natuurbeleving en daardoor terughoudender.

Die ‘zeelucht’-traditie gaf na de Tweede Wereldoorlog Oost-Friesland een stevige steun in de rug toen Duitsland de toegang tot de Oostzeekust kwijtraakte ten gevolge van de koude oorlog. Met slechts een beperkte strandlijn op de eilanden, kon het kustlandschap in de Ostfriese regio aan populariteit winnen. Met de stroom toeristen kwam een infrastructuur van voorzieningen tot wasdom op basis van dorpen, havens, kerken en kleinschalige musea. De stroom toeristen  stimuleerde weer het lokale cultuurbesef. Stedelingen uit het zuiden komen ook nu nog graag en massaal naar de kuststreek. Ze zijn sportief bezig op het netwerk van fiets- en wandelpaden , genieten van het culturele leven en koesteren zich ondertussen in de heilzame zeelucht.

Het landschap aan de Duitse kant van de Dollard is totaal anders dan dat aan de Nederlandse zijde. Dorpen als Greetsiel en Harlesiel liggen aan de Waddenzee rondom een levendige vissershaven. Terrassen en hotels bieden uitzicht op boten, en over de dijk zijn banken en strandjes waar je aan de Waddenzee kunt zitten. De opgespoten strandjes bieden een goede basis voor Waddenzee toerisme. Het opkomende en afgaande water is schoon en in het slib en zand zijn schelpen te vinden en garnaaltjes te vangen.

De plaatsjes ademen de sfeer van vroegere handelsvloten, er zijn musea waarin de natuur en het leven langs de kust wordt gekoesterd, de kerken worden met trots getoond en gebruikt voor concerten. Oude molens draaien doordat vrijwilligers eraan hechten iets te laten zien van de streek. Deze regio toont zijn eigenheid met trots en koestert haar relatie met de Waddenzee. Het is de combinatie van de Duitse ‘kuur’-cultuur en het sterke gezondheidsdenken die het mogelijk maakte dat Oostfriesland zijn landschappelijke ligging heeft kunnen exploiteren.

Landschappelijke verschillen

Alle ingrediënten die het landschap van de Oost-Friese kust heeft, kennen we ook in Groningen: de Waddenzee met zijn open horizon, schilderachtige wierden en middeleeuwse kerken. Het is een gevarieerd landschap met een lange en tot de verbeelding sprekende historie. De belevenissen van abt Emo in de 12e eeuw die onlangs populair beschreven zijn, spreken boekdelen.

Er zijn landschappelijk grote verschillen tussen de Duitse en Groningse kust. Zo zijn de plaatsjes in Oost-Friesland op de zee gericht terwijl in Nederland de dorpen de zee kwijt zijn geraakt. Dit heeft vooral een juridische achtergrond: de landaanwinningen in Duitsland kwamen ten goede aan de deelstaat, waar de Groningse boeren eeuwenlang het aangewonnen land zelf mochten houden. Door dit verschil in rechtspositie heeft het landschap zich zeer verschillend ontwikkeld.

De Groningse dorpen zijn ver van de zeedijk af komen te liggen – ze hebben geen directe toegang tot de Waddenzee. En de Ommelanderzeedijk – vanwaar je de Waddenzee overziet, ligt in boerenland: je fietst of loopt er tachtig kilometer zonder een dorp te passeren. Onderweg ligt een eenzaam café – in Noordpolderzijl.

De landschappelijke structuur van Groningen is vooral dienstbaar aan de boeren en de bescherming tegen zee, terwijl die in Oost-Friesland meer gericht is op burgers. Recreanten die de Groningse dorpen of de landschappelijke schoonheid van het Hogeland ontdekt hebben, zijn nog niet bij de Waddenzee.

Het Groningse Waddenland heeft door die landschappelijke metamorfose van de laatste eeuwen  steeds meer aan toegankelijkheid ingeboet. Daarbij speelt niet alleen de innovatieve instelling van de boeren een rol, er was evenmin druk vanuit de dichter bewoonde delen van ons land om de kuststrook te ontwikkelen. De Randstad heeft zelf immers een lange strook Noordzeestrand in haar achtertuin. Hollanders hoeven maar een halfuurtje te rijden om de zee te zien; ze vinden Groningen dan ook ‘ver weg’.

Recreanten zoeken in de 21e eeuw meer ‘rust’, ‘natuur’ en ‘gezondheid’ dan ze in de 20e eeuw deden. Een groeiende groep mensen mijdt grootschalige voorzieningen en wil avontuur en wildernis op vakantie. Tegelijkertijd is er een bredere groep rustzoekers die met een verrekijker de natuur in trekt om wild te spotten – zonder daarbij direct ontberingen te willen ondergaan. De babyboomers die met (vroeg)pensioen gaan willen lopen, fietsen, varen of met hun caravan danwel camper op pad en genieten. Ze zijn sportief en natuurgericht en vormen komende decennia een substantiële economische motor.

De landschappelijke ‘leegte’ kan komende decennia in het voordeel van Groningen werken omdat de steden in de Randstad steeds voller raken. Daarbij helpt ook dat in de dun bevolkte Groningse kustregio in de jaren negentig van de vorige eeuw veel natuurgebieden zijn aangelegd in het kader van het grote natuurherstelbeleid Nationaal Natuur Netwerk (de vroegere EHS).

Inmiddels zijn die gebieden aardig begroeid geraakt en een goed aangelegd net van fiets- en wandelpaden maakt dat je soms een patrijs of blauwborst op je pad treft. De populariteit van het Oldambtmeer als recreatieobject heeft velen verrast en de seinen staat op groen waar het Waddenwandelen betreft. Als enige waddenprovincie heeft Groningen het lopen over onverharde boerenland- en waterschapspaden flink gesubsidieerd. Hierdoor is een dicht wandelnetwerk ontstaan dat zowel digitaal als in het landschap goed is ontsloten.

Koesteren

Boven dat rustige, mooie en goed ontsloten Groninger land ligt als een enorme slagroemtoef  de Oostelijke Waddenzee. Een parel van wereldklasse met een Unesco-vlag die van dezelfde kwaliteit is als de Grand Canyon en Greet Barrier Rif.

Het valt te verwachten dat de stroom bezoekers naar het Groningse Waddenland verder zal gaan groeien nu het Werelderfgoed is. Wie wil er niet genieten van de schoonheid van dit natuurfenomeen?

Dat is prettig voor de streek, waar het nagenoeg aan andere economische dragers ontbreekt. Maar wat voor gevolgen zal dat hebben voor  de Waddenzee? Bewegingen als ‘rewildering europa’ hebben scherp gezien dat in deze wereld alleen plaats is voor  wildernissen als de samenleving bereid is daarvoor ruimte te maken. Hoe krijg je draagvlak om een gebied als de Oostelijke Waddenzee met rust te laten? Het dilemma is groot: exploiteren betekent aantasten van de ongereptheid. Afsluiten impliceert dat de mensen er beperkt aan hechten.

Beleidsmakers lijken de situatie niet echt te overzien of onmachtig daarnaar te handelen. Aan het begin van de 21e eeuw zien we hoe er steeds meer kleine aantastingen van het gebied plaatsvinden onder het mom ‘draagvlakvergroting’. Begon het in de jaren zestig van de vorige eeuw met Wadlooptochten, nu kun je met een raceboot de Waddenzee op, er zijn wandelpaden in de kwelder aangelegd en toertochten naar een verlaten zandplaat om een wandeling te maken en zo te ervaren hoe de zee zich terugtrekt en het water weer opkomt. Allemaal begrijpelijke en zeker ook leuke activiteiten. Ze brengen hooguit enkele duizenden mensen in het gebied en knabbelen samen wel aan de kracht van dit Werelderfgoed. Voor het draagvlak hebben ze niet veel betekenis al zijn ze wel bedoeld als handreiking naar de maatschappij.

De Oostelijke Waddenzee is een enorm dynamisch gebied. Met fenomenale krachten is de natuur continu bezig het landschap keihard te verbouwen. Elk tij opnieuw. Land wordt zee, zee wordt land, elke zes uur. Hoe kunnen we Italianen, Duitsers of Hagenezen dit natuurwonder laten zien?

De tijwissel meemaken

Wie een tijwissel op het Wad ervaart, begrijpt de enorme dynamiek, maar verliest vooral zijn hart. Is het mogelijk om een substantieel aantal bezoekers de dynamiek van de tijwissel in dit Werelderfgoed te laten beleven zonder de kwaliteit ervan aan te tasten? Kunnen we de harten van pak hem beet 200 duizend mensen per jaar bereiken door hen ergens een tijwissel te laten meemaken? Dat aantal zal voor het maatschappelijk draagvlak onder de ‘Waddenwildernis’ van substantieel belang zijn en voor de streek krijgt het grote betekenis.

Kun je de druk van bezoekers sturen naar een locatie en daar zodanig managen zodat het gebied intact kan blijven? Tijdens een vakantie voeren Heer Bommel en Tom Poes oostelijk van de stuifeilanden , ver van Rommeldam, en strandde hun boot op een zandbank bij het eiland Raap. Daar was de tijwisselaar met zijn leerling in debat over het nut om bij vloed een cirkel te trekken, zodat de zee zich weer zou terugtrekken. Maarrr …  in de hitte van het debat vergaten ze om een cirkel te trekken en het eiland Raap zonk weg in de zee.

Zover zijn we nog niet, maar als we niet snel iets verzinnen, zijn we te laat.  Tom Poes verzin een list.

Water voelen

Wie de kracht van de Waddenzee wil voelen, wil het water in, ervaren hoe de zee je terugwerpt op het land, hoe je krachten tekort schieten om de stroming te trotseren. Kunnen we in de kwelder of bij de dijk een wierde bouwen met een zwembad waar je het getij ervaart? Misschien via een glazen wand verbonden met de grote zee – of ‘s zomers zelfs met een door zeewater gevoed getijdenbad met misschien wel een sauna en buiten-modderbad. Dat kan met enig historisch perspectief, want ook vroeger maakten de herders met twijgen paden in de modder.

De kracht van het water dat bergen zand meesleurt, ervaar je ook aan boord van een boot. Maar hoeveel boten moeten er het gebied wel niet in om een substantieel aantal mensen kennis te laten maken de schoonheid? Je voelt het water sleuren aan je voeten als je over een plaat loopt, je ziet het aan de boeien die scheef in de stroming liggen. Vanaf het Wadloopcentrum in Pieterburen kun je met je voeten in de kwelderprut lopen.

De meest gemakkelijke manier om het water te ervaren is door op de dijk te lopen/fietsen/zitten. Relatief goedkoop is het om naar Duits voorbeeld op de dijk een strandje te maken. Maar dan hebben we het vooral over het beleven van de immense ruimte –en niet zozeer over het voelen van de kracht van de beweging in het water.

Dynamiek ervaren

Wie de bijzondere dynamiek van de Waddenzee wil ervaren zoekt naar mogelijkheden om de zandbanken te zien verschijnen en verdwijnen, de stromingslijnen op de Wad bodem scherp in beeld te krijgen en de zon op de Wad bodem te zien schijnen – een uniek fenomeen. Is er een manier om dat vogelvluchtperspectief te ervaren zonder het gebied te belasten?

Stel je voor: Zachtjes glijdend boven het Wad in een eitje aan een kabelbaan. Vanaf de dijk, glij je eerst over de kwelder en daarna schuif je verder over het water. Je ziet de zee stromen en glijdt over een zandplaat; een zeehond waggelt van de zandplaat af het water in. Onder je, voor je en opzij: overal is de dynamiek van het Wad zichtbaar en voelbaar. De tocht duurt maar een halfuurtje; dan sta je op ‘het oog’, een zuil op een zandplaat drie kilometer van de dijk middenin de Waddenzee. Precies tussen Rottumeroog en de dijk in. Je stapt uit de wagon op de veranda. Daar kun je rustig rondkijken. Natuurlijk is er koffie of een broodje voor wie hongerig is; misschien is er een expositie of informatiecentrum, of wellicht een experience. Daarna glij je stil weer terug terwijl het landschap een metamorfose heeft ondergaan: water is land geworden, of land weer water. Technisch is het mogelijk, maar willen we het ook?

Klaas Jan Geertsema maakte voor zijn master in het kader van de opleiding voor Bouwkunst een analyse van de kansen aan de kust. Verzilting is nu voor Waterschappen en landbouw een sterk groeiende overlastveroorzaker en kostenpost, die komende decennia door de zeespiegelstijging en bodemdaling exponentieel gaat toenemen. De plannen om zilte natuur aan te gaan leggen aan de kust veranderen dat probleem in een kans. Ook de landbouw kan inspelen op die verzilting door de kust te gaan gebruiken voor zilte landbouw (zilte gewassen alsmede kweek van algen etc.). Het concept van Klaas Jan is een vertaling van integratie van zilte landbouw (boerderij en informatiecentrum) met zilte natuur én het versterken van recreatieve functies (restaurant en badhuis) aan de Groningse kust. Bovendien is het mogelijk de zoet-zout overgangen te ontwikkelen voor energiewinning.

Als locatie voor zijn project om de Waddenzee te beschermen, voor burgers toegankelijk te maken én te ontwikkelen koos Geertsema voor de kust bij Pieterburen, bij het gehucht Klein Deikum. Daarmee sloot hij aan bij een plan van het Groninger Landschap om in 2014 bij Klein Deikum een stuk zilte natuur te ontwikkelen.

Tevens koos hij voor een gebied met een lange en goed zichtbare historie (oude dijken en wielen, kwelderwallen en landaanwinningswerken) waaraan bezoekers de vroegere strijd tegen de zee kunnen aflezen – en soms zelfs ervaren.

In dit terrein zette hij een route uit die mensen per fiets of te voet kunnen afleggen en waarbij ze zich als het ware door de geschiedenis van Groningen naar de Waddenzee bewegen. Onderweg komen ze een reeks paviljoens tegen vanwaar het landschap zich nog explicieter laat lezen en waar gelegenheid is te rusten en te genieten.

De route van Pieterburen naar Pieterburen aan zee doorsnijdt de verschillende gebieden, van zoet naar zout, van verleden naar toekomst, van land naar zee. Op deze route staat reeks van goed ingepaste paviljoens die elementen in het landschap isoleren. Ieder paviljoen staat op een unieke locatie, met een eigen verhaal. De paviljoens hebben op de verdieping een ruimte  die te huur is; je kan er overnachten, werken en/of je terugtrekken voor een retraite.

Aan de voet van de dijk, binnendijks, vormen de gebouwen van de zilte boerderij en het bezoekerscentrum een omsloten ruimte in het weidse polderlandschap. Buitendijks ligt, in de luwte van de dijk, het restaurant met een dakterras en een badhuis. Bij de dijk komt alles samen, het is een knooppunt van tijden, functies, routes en landschappen. De gebouwen maken het landschap beter afleesbaar  door het ontwerp:  de bovenkant van een betonnen plint vormt een referentiepunt t.o.v. de bodem waar je op staat. De wanden daar boven zijn van gestampte klei, lokale klei wordt hierbij gemengd met cement, aangestampt tot dikke wanden. Alle paviljoens zijn 9.3m +NAP hoog, de hoogte van de deltadijk. Hierdoor zijn de gebouwen met elkaar verbonden, is de hoogte van de dijk voelbaar en ontstaan schaalelementen op landschappelijk niveau zonder het te landschap te domineren. Vanuit respect voor het lege landschap zijn sobere gebouwen ontworpen, die de beleving van het landschap versterken.

Inbedding

Kun je de Groningse kust weer meer met zijn gezicht naar zee toe manoeuvreren zonder de rust van de Wadden aan te tasten?  Dat is de kernvraag.

Zeker nu de provincie Groningen zo geteisterd wordt door aardbevingen, nu bedrijven omvallen en werkgevers verdampen is er behoefte aan een nieuw perspectief. De gemoderniseerde zeehondencrèche heeft behoefte aan een nieuwe start en er is behoefte aan een Werelderfgoed-centrum aan de Waddenzee. Qua verbindingen zijn er kansen om de band met de stad Groningen te versterken: de spoorlijn nadert de waddenkust op drie kilometer en vroeger was er zelfs een station Wadwerd. Een dagje Waddenzee kan onderdeel gaan vormen van een weekendje stad (Groninger museum).

Onze overgrootvader Roelf  Noordhoff schreef al over die treinreis van Groningen. Hij stapte uit in Wadwerd om vandaar naar Noordpolderzijl te wandelen. Hij schreef lyrisch over het Groninger Wad en wilde wel van de daken schreeuwen hoe mooi het er was. Om harten te winnen, maakte hij een tekening die aan de muur kwam te hangen in veel klaslokalen. Zijn schoolplaat van Noordpolderzijl heeft in diverse drukken vele generaties ingepalmd.

Ook in onze eeuw zouden we die schoonheid op een eigentijdse manier willen delen met velen, maar slechts onder de voorwaarde dat de waarde van het gebied onaangetast kan blijven. Liever een avontuurlijk kabelbaantje rechtstreeks vanaf NS station Wadwerd dan een grote parking onderaan de dijk.

Groot gebaar

Voor het draagvlak onder de beschermingsprogramma’s van de Wadden is het belangrijk dat mensen de bijzonderheid en kracht van het gebied kunnen ervaren; een 21e eeuwse schoolplaat is niet meer genoeg. Ingetogen kleinschalige paviljoens die de landschapsbeleving stimuleren lijken ons zeer dienstbaar aan dit idee. Voor de langere termijn zoeken we naar creatieve kansen om 200 duizend mensen per jaar een getijdenwissel te laten meemaken zonder het gebied aan te tasten.

Dat is moeilijk, maar niet onmogelijk. In de VS zijn Nationale parken opgericht om de Amerikaanse identiteit tot ontwikkeling te laten komen. Van het begin af aan waren de nationale parken erop gericht mensen het natuurwonder te laten ervaren. Dat moest een positieve ervaring zijn zodat ze zich ‘trots op Amerika’ zouden voelen. De huidige techniek helpt om de natuurbeleving intenser te maken. Zo kun je tegenwoordig bij de Grand Canyon op een glazen platform lopen om te ervaren hoe diep de kloof onder je voeten is (1200 meter!). Deze skywalk kostte 30 miljoen dollar en is een grote publiekstrekker waardoor minder mensen daadwerkelijk het gebied inlopen.

De oostelijke Waddenzee en het Groninger Waddenland op zijn beloop laten leidt vrijwel zeker tot het wegzinken van de kwaliteit van het natuurgebied. Tegelijkertijd bedreigt de krimp veel cultuurhistorisch erfgoed in de kustregio; de Middeleeuwse kerken, de landmerken, oude dijken, sluizen en zijlen. De wildernis kan  paradoxaal genoeg waarschijnlijk gered worden door een groot gebaar te maken waarin wildernis en cultuur bewust met elkaar verzoend worden. Wij zoeken naar dat gebaar.

Ineke Noordhoff

Maarten Noordhoff