Blekers boeren

Trouw , 12 februari 2011

Laat boeren natuur maken en beheren, zegt staatssecretaris Henk Bleker Hij deed het zelf ook Werkt zijn aanpak om weilanden weer tot leven te wekken?

Door Ineke Noordhoff 

‘Uiteindelijk telt het resultaat’, zegt Adriaan Guldemond, onderzoeker natuur en biodiversiteit bij CLM, een onafhankelijk adviesbureau. Het doel: meer ruimte voor de wilde planten en dieren want die zijn door ons intensieve landgebruik sterk in het nauw gekomen. Hij heeft een net uitgekomen brochure op zijn bureau liggen over proefbedrijf De Marke in Hengelo. Op dit melkveebedrijf zijn tien jaar geleden akkerranden ingezaaid met bloemen, de nieuwe houtwallen beginnen lekker te groeien, de slootoever is natuurvriendelijker gemaakt en er is een kikker- en salamanderpoel gegraven. In de bloemrijke randen gonst het van de insecten, er huizen vele soorten muizen en de uilen gedijen weer.

Een team vrijwilligers onder leiding van professionals van CLM en de universiteit van Wageningen is jaarlijks in de weer om de natuurresultaten te turven. Een hele kluif; alleen al om de 81 bijen- en 87 wespensoorten uit elkaar te houden! Een groot succes is de vestiging van de das. De dassenburcht voelt voor de boer en de vrijwilligers als de slagroomtoef op de taart. ‘Agrarische natuur werkt, als je het op een slimme plaats aanlegt en goed beheert’, is Guldemonds stelling. Voorwaarde is wel dat de boer er plezier in heeft, want de vergoedingen zijn onvoldoende om al het extra werk te dekken.

Veel afhakers

In Nederland krijgt een op de vijf boeren subsidie omdat ze natuurgerichte maatregelen nemen op hun bedrijf. Het is veel gedoe om aan de voorwaarden te voldoen, het is niet altijd duidelijk welke prestaties beloond worden en achteraf eisen de autoriteiten soms hun geld terug omdat er iets – vaak een formaliteit – niet in de haak is. Daarom beginnen de meeste boeren er niet aan. Degenen die het wel aandurfden, blijken na de eerste periode van zes jaar massaal af te haken: de helft vraagt niet opnieuw subsidie aan. In de meeste andere Europese landen tonen boeren zich veel loyaler aan de biodiversiteit en een mooie omgeving. Zo doet in Denemarken 60 procent van de boeren aan betaald natuurbeheer.

Naast die natuurmaatregelen binnen het bedrijf kunnen boeren of andere particulieren er ook voor kiezen om hun grond helemaal uit productie te halen en om te vormen tot natuur. Zulke particuliere natuur kan alleen in gebieden die onderdeel uitmaken van een groter plan om de wilde planten en dieren meer ruimte te geven, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Veel boeren kijken de kat uit de boom. Het is blijkbaar niet gemakkelijk om afscheid te nemen van productiegrond en daar vogeltjes- of bloemetjesland van te maken. Wel komen rijke particuliere grondbezitters voorzichtig op de regeling af. Zij krijgen van de overheid 85 % van de grondwaarde als compensatie voor het waardeverlies, terwijl ze toch eigenaar blijven. Dat klinkt als verdienen zonder iets kwijt te raken. Staatssecretaris Bleker is een van de voorlopers die uit deze subsidieruif heeft geput. Hij wist hoe het werkte omdat hij als bestuurder van de provincie Groningen zelf de beweging in gang zette.

Groene aders

Het groene netwerk, de EHS, dateert uit 1990. De overheid ging 275 duizend hectare boerenland ‘terug verbouwen’ naar natuur. Wat eerst was ontgonnen voor de landbouw, zou voortaan ingezet worden om de biodiversiteit te ondersteunen (zie kader). De helft van die nieuwe natuur zou in handen komen van de grote natuurbeheerders als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en provinciale landschappen. Een zesde (43 duizend hectare) mochten particuliere grondbezitters ombouwen en de rest moest in combinatie met het boerenbedrijf gerealiseerd worden. Verwachte kosten: 4 miljard euro.

De plannen liggen niet erg op stoom. Van de 275 duizend hectare is 100 duizend  klaar, terwijl de einddatum 2018 nadert. De grote natuurorganisaties hebben iets meer dan de helft van hun nieuwe gebieden binnen, maar daar weer de helft van moet nog heringericht worden. Natuurbeheerders willen wel sneller, maar het rijk zet de rem erop omdat de aankopen en ombouwplannen veel meer geld kosten dan geraamd was. Van de particuliere natuur is twintig jaar na de afspraak nog steeds maar een achtste gerealiseerd door gebrek aan belangstelling. Bij de agrarische natuur ging het eerst wel aardig, maar dat is dus aan het inzakken.

Acht jaar voor het einde zet de staatssecretaris de bijl aan het systeem. De ponyhouder uit Wollinghuizen schrapt de meeste aankopen. De EHS kan wel kleiner, vindt hij. Dat is goedkoper. Bleker wil dat boeren meer natuur maken op hun bedrijf. Hij wil de scheiding tussen natuur en boerenland minder hard maken. Om te beginnen is het natuurlijk de vraag of het hem zal lukken de boeren mee te krijgen. Maar stel dat hij dat voor elkaar krijgt, zal een grotere inspanning van de boeren de wilde dieren en planten terug op de kaart krijgen?

Planbureau zwijgt even

Het Planbureau voor de Leefomgeving onderzoekt hoever we met die ambitie zijn. Wat betreft het agrarisch natuurbeheer is dit onafhankelijke onderzoeksbureau jaar op jaar behoorlijk negatief over de natuurprestaties op boerenland (“De vooruitzichten op het behoud van biodiversiteit in het agrarisch gebied zijn niet hoopvol: agrarisch natuurbeheer is nu niet effectief genoeg”). Guldemond wordt zelfs een beetje moedeloos van de jaarlijks terugkerende negatieve geluiden van het Planbureau want die zetten behoorlijk de toon. ‘Er zijn agrarische gebieden die hele goede resultaten boeken’, werpt Guldemond op. Het Planbureau gaat voorbij aan de goede voorbeelden omdat het rekent met gemiddelde cijfers over de natuurresultaten op boerenland. Zo signaleert ze dat sinds 1990 de vogelpopulatie op landbouwgrond met 20 procent verder is weggezakt. Wat zegt dat over de resultaten van boeren die wel het vuur uit hun klompen lopen om wilde planten en dieren aan een leefgebied te helpen? Misschien wel alleen dat het steeds schaarser wordende aantal natuurboeren de teruggang op het erf van hun collega’s niet kan compenseren. ‘Het kan wel, er zitten zeker parels tussen’, betoogt Guldemond.

Het Planbureau wil niet meewerken aan dit artikel over de kwaliteit van boerennatuur. Onderzoeker J. Wiertz verklaart dat het bureau zelf op korte termijn met een studie komt. We moeten goed begrijpen dat het onderwerp gevoelig ligt. Duidelijk is dat de beleidswijziging van Bleker niet aansluit bij de conclusies waar deze onafhankelijke onderzoeksinstelling afgelopen jaren steeds mee kwam.

Nog in augustus pleitte het Planbureau voor grotere aaneengesloten natuurgebieden om verder verlies aan biodiversiteit door de klimaatverandering te stoppen. Een jaar eerder trok het bureau aan de bel over de slechte stand van onze natuur door oprukkende bebouwing. Bijna overal zijn wegen die leefgebieden van dieren doorkruisen, woningen – met bijbehorende mensen en huisdieren – rukken op ten koste van wilde dieren. Ook daarom zijn robuuste zones groen nodig. Bleker schrapte deze robuuste zones met een pennenstreek zonder zich iets aan te trekken van de bevindingen van dit nationale instituut voor strategische beleidsanalyses.

Werkt boerennatuur?

Boeren verdienen hun geld op het land. Productie is dus hun eerste focus. De boerenbelangenbehartigers waren in het begin dan ook niet erg geporteerd van natuur op de boerderij. Ze spraken erover in termen als ‘ schade’. Dat is, na 20 jaar EHS, aan het veranderen.

Hoe meer boeren meedoen, des te groter de kans dat de weilanden weer tot leven komen, zegt de Friese melkveeboer Hessel Agema. Hij heeft de eerste kieviten alweer gehoord. In een paar jaar tijd wist hij twee keer zoveel grutto’s en tureluurs naar zijn weilanden te lokken. Hij legt uit hoe: ruige mest op het grasland brengen, maaien in fases, schone sloten en bomen kappen vanwaaruit roofvogels de kleine pullen belagen. Zo maakt hij het grutto’s en tureluurs naar de zin. Aan het ‘grootste en mooiste orkest van de wereld’ biedt hij met veel plezier gastvrijheid op zijn weilanden.

Natuurwaarden terug laten keren is echter geen simpele zaak. Helemaal niet als de boer ook nog gewas wil telen op datzelfde land. ‘Je moet goed kijken welke natuur in jouw gebied past en je moet scherp zijn in je keuze van inrichtingsmaatregelen’, zegt Guldemond. Hoe weet je als boer nou wat wel en wat niet succesvol kan zijn? Zelfs wetenschappers blijken jarenlang vanuit verkeerde aannames gewerkt te hebben. En ook natuurorganisaties zien soms dat hun maatregelen niet direct de gewenste gevolgen hebben.

Guldemond gelooft daarom ook in bundeling van de krachten. Inmiddels zijn er 161agrarische natuurverenigingen waarin boeren – vaak samen met burgers – werken aan een mooier en levendiger platteland. Guldemond gelooft daarin. Het grote voordeel van deze verenigingen is dat boeren in een gebied samen optrekken. Ze delen kennis, zorgen voor grotere aansluitende leefgebieden voor dieren en werken samen met burgers uit de buurt. ‘Deze verenigingen werken regionaal, Ze zijn echt in staat om hun leden te motiveren om in beweging te komen. Ze hebben een geweldige aanjaagfunctie. Zo kan agrarische natuur zeker succesvol zijn.’

De Deense overheid heeft bij het natuurbeheer sterk ingezet op advies aan de boeren. Een legertje natuurgerichte consultants brengt de kennis naar de boerderij. Wellicht is dat mede de bron van het Deense succes. In Groot-Brittannië bracht de overheid de partijen meer bij elkaar door de subsidietrekkers te dwingen tot transparantie over hun resultaten. Iedereen kan de dieren- en plantentellingen nalezen. Zo zijn betrokken burgers beter in staat om een rol te spelen bij het natuurbeheer.

In Nederland trekken de Agrarische Natuurverenigingen de kar. Nerus Sytema van Boerennatuur, de koepelorganisatie, is ook enthousiast over die organisatievorm. ‘We beginnen het in de vingers te krijgen. Vooral bij het weidevogelbeheer zien we nu resultaten. We weten hoe het moet. Maar ik hoop niet dat bezuinigingen dit in de kiem smoren.’

Provincies vergroten bureaucratie

Sytema zegt dat niet voor niets. Het lijkt erop dat Bleker natuurbeheer onderdeel wil maken van de reguliere Europese landbouwbeleid met bijbehorende subsidies. Dan wordt het een generiek systeem waarbij een boer pas subsidie voor zijn melk krijgt als hij bijvoorbeeld 5 procent natuur op zijn land heeft. De eenvoud van de regeling is charmant, zeker als je je realiseert dat het huidige subsidiewoud zo tegenwerkt. Sinds enkele jaren sturen provincies het natuurbeheer aan: in die periode is de efficiency ‘ niet verhoogd’ constateert Sytema eufemistisch. Een eenvoudige algemene bedrijfstoeslag voor natuur betekent het einde van het maatwerk in de regio’s waar nu successen geboekt worden met boerennatuur. ‘De aansturing van agrarisch natuurbeheer is gewoon lastig. Als je dat oplost met een generiek systeem vrees ik dat je veel ecologische kwaliteit verliest.’

De organisatie van boerennatuur is dus kwetsbaar, maar als het loopt kunnen gruttokringen, houtwallen en kikkerpoelen belangrijk bijdragen aan de biodiversiteit. ‘De overheid zou de lef moeten hebben om de verantwoordelijkheid werkelijk bij ons te leggen’, doelt Sytema op de belemmerende regelzucht. Tegelijkertijd erkent hij: ‘Boerennatuur heeft ook een grens. Korhoenders gedijen echt niet op het boerenland, die hebben reservaten nodig. Dus schoenmaker blijf bij je leest.’

Jan Jaap de Graeff, directeur van Natuurmonumenten: ‘Het helpt niet om een romantisch beeld te schetsen. Je hebt boeren die voor de wereldmarkt produceren. Die gaan voor een hoge productiviteit en daar is voor variëteit in soorten niet veel ruimte. Ze kunnen wel wat doen aan landschappelijke inpassing, maar daar blijft het bij. Dan heb je landbouw om natuurgebieden heen waar ze concessies moeten doet aan de productiviteit ter wille van de biodiversiteit. Daar kunnen we samen optrekken. Ook in de natuurgebieden zelf kunnen boeren werk doen. Dat gebeurt ook – al is het soms met vallen en opstaan. Maar je moet ook eerlijk zijn: in een moeras bijvoorbeeld hebben boeren niets te zoeken. We moeten de landbouw dus niet benaderen als een eenheidsworst en verder uitkijken dat we natuur en landschap blijven onderscheiden.’

Verlies biodiversiteit

Nederland wil de natuur gebruiken en beschermen tegelijk. Dat blijkt een lastige combinatie. Na de ruilverkavelingen en de landinrichtingen ligt het boerenland in Nederland er glad gestreken bij. Veel meer dan in landen om ons heen. Hoe kan dat? Vroegere overhoekjes, scheve randjes en kantjes zijn weg geopereerd omdat grond in ons dicht bevolkte land zo kostbaar is. Voor wilde planten en dieren blijft daarom bijna geen plaats meer over.

In ons land komen 35.000 soorten planten en dieren voor, een derde daarvan staat op de rode lijst en wordt bedreigd in zijn voortbestaan. We hebben ons internationaal verplicht in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen en daarna terug te brengen. Dat stoppen is niet gelukt. Wel is de achteruitgang geremd. Bij internationale vergelijkingen in het kader van Natura 2000, het Europese natuurreddingsprogramma, bungelt Nederland in onderste regionen. Landen die we de les lezen als het gaat over begrotingsbeheer en de euro, als Italië, Duitsland en Griekenland doen het vele malen beter.

Ineke Noordhoff was economieredacteur bij Trouw en publiceert nu over natuur en ruimtelijke ordening. Binnenkort verschijnt bij Atlas haar boek ‘ Natuurmakers’.